MOVIES. Ralph Fiennes voegt zich bij de gentlemen-spionnen van ‘The King’s Man’: «Mijn training was een pak intensiever dan bij James Bond»

Na Colin Firth is het de beurt aan Ralph Fiennes (‘The English Patient’, ‘Harry Potter’), Gemma Arterton en nieuweling Harris Dickinson om de bende gentlemen-spionnen van ‘The King’s Man’ te vervoegen. Deze prequel speelt zich een eeuw geleden af en toont met bijtende humor — en de nodige drama — hoe de fameuze geheime dienst ontstaan is. Een woordje uitleg van de betrokkenen.

door
Stanislas Ide
Leestijd 4 min.

In de meest recente Bond-films blijf je achter je bureau zitten, nu ben je een spion op het terrein. Hoe viel de overstap mee?

Ralph Fiennes: «Zoals je in de film kan zien, krijg ik een hoop meer actie voor de kiezen dan bij Bond. Daar is veel intensieve training aan voorafgegaan, met name voor de vechtscènes. Het stuntteam dat Matthew [Vaughn, de regisseur, nvdr] samengesteld had was heel sympathiek maar ze legden de lat ook heel hoog. Ze verzonnen complexe choreografieën, en mijn job was vooral om die aan te leren. Zwaardvechten, muren beklimmen, de zotste toestanden die je je maar kan inbeelden. Maar dat heb ik altijd al graag gedaan, al van toen ik theater studeerde. Daar leer je dingen doen die je nergens anders zou doen. In dit geval had de kleine jongen in mezelf het gevoel dat hij mocht meespelen in een film met Errol Flynn uit de jaren 1930 of 1940.»

De toon van ‘The King’s Man’ is dramatischer dan in de vorige films. Hoe koppel je dat aan de humor waarvoor de serie bekendstaat?

Fiennes: «Toen we het scenario lazen, hebben we allemaal begrepen dat Matthew twee zeer diverse toonaarden wou combineren. Aan de ene kant heb je de uitvergrote actie, waar de humor vandaan komt. Maar er is ook een familiedrama dat mijn personage verbindt met dat van Gemma Arterton en Harris Dickinson. We kozen dus de juiste energie naargelang de scène die we draaiden. We moesten van de ene toon naar de andere overschakelen, en we vertrouwden erop dat Matthew ons in de goede richting zou sturen. Of we nu een intens gesprek tussen vader en zoon voerden of Raspoetin te lijf gingen met een stuk taart!» (lacht)

Gemma Arterton: «Voor mij was het minder duidelijk. Ik herinner me dat Matthew me voortdurend aanmoedigde om wat meer… hoe zou ik het zeggen… vrijpostig te zijn. Vooral omdat ik net voordien in een andere film een extreem strenge non had gespeeld. Ik denk dat Matthew mijn personage een beetje zag als een vrijgeleide voor humor. Ik kan me al voorstellen wat je nu denkt: goede casting als hij me constant moest bijsturen! (lacht) Nee serieus, we hebben allemaal geprobeerd om wat natuurlijk charisma aan de film toe te voegen, en ik denk dat we elk een soort humor hebben die onbewust deel uitmaakt van wie we zijn. Het bewijst ook dat Matthew heel goed is met acteurs, want het is zeer moeilijk om het goede evenwicht te vinden.»

Harris Dickinson: «Bij mij was het niet anders. Matthew heeft me verschillende keren even apart genomen om me uit te leggen dat we bezig waren met een krankzinnig en fun moment. ‘Je ziet dat je je rol waarachtig wil spelen, maar het zou fijn zijn als je je nu helemaal liet gaan’. En hij had natuurlijk gelijk.»

De film draait rond het idee van pacifisme. Hebben we daar meer dan ooit nood aan?

Fiennes: «Dat is zeker een duidelijk thema in de film, en het is van alle tijden. ‘The King’s Man’ speelt zich af ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, en na die vier gruwelijke jaren hebben veel mensen gezworen om voortaan pacifisme te prediken. Niet iedereen, jammer genoeg. Hier speel ik een pacifist die iemand verliest die hem zeer nauw aan het hart ligt. Maar door een samenloop van omstandigheden moet hij toch de wapens opnemen om datgene waar hij in gelooft te beschermen. Het is niet zwart of wit. Op een bepaalde manier doet het me denken aan ‘Seven Samurai’ van Akira Kurosawa, want je hebt een dorp van mensen, geen soldaten, die zich verenigen en verdedigen en professionele militairen inschakelen. Het toont goed dat we soms niet anders kunnen dan het geweld gebruiken dat we liever zouden vermijden. Het is een zeer menselijke reflex, niet beredeneerd maar instinctief.»

RECENSIE THE KING’S MAN***

Sinds de olijke actiefilm ‘Kingsman: The Secret Service’ en het duffe vervolg ‘Kingsman: The Golden Circle’ heeft het geheime gezelschap van geheime agenten nog weinig geheimen over. Op zoek naar een waardevol verhaal kwam regisseur Matthew Vaughn echter op een veelbelovende vraag: hoe is die organisatie eigenlijk ooit ontstaan? En presto, daar hebben we ‘The King’s Man’, aandoenlijk retro in zijn technologie maar daarom niet minder entertainend. Na een tragische inleiding zitten we in de vroege jaren 1910, waar een Schotse snoodaard een plan smeedt om de gevestigde orde te kelderen. Aan de Britse graaf Orlando Oxford (rol van Ralph Fiennes) om daar een stokje voor te steken. Onderweg serveert ‘The King’s Man’ snedige actie, burleske grappen, oprecht schokkende wendingen en heerlijke over-the-top-vertolkingen (met een speciale vermelding voor Rhys Ifans als Raspoetin). Toch één bemerking: Vaughn scheert wel héél vlotjes alle historische revolutionairen over dezelfde kam. Catalogeer deze maar onder dwaze fun. (rn)