Hoge Gezondheidsraad raadt af mensen ouder dan 65 jaar bloed te laten geven

Hoewel ons land steeds vaker met nijpende tekorten aan bloed van specifieke bloedgroepen kampt, adviseert de Hoge Gezondheidsraad om bloeddonatie van personen ouder dan 65 jaar niet aan te moedigen. Dat zegt het adviesorgaan van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu woensdag op een persconferentie. «De veiligheid van de bloedtransfusieketen moet altijd de hoogste prioriteit blijven», klinkt het.

door
Belga
Leestijd 3 min.

Vandaag mogen personen tussen de 60 en 66 jaar oud die nog nooit bloed hebben gegeven, bloed geven op voorwaarde van een positieve beoordeling van de arts in het bloedinzamelpunt. Daarvoor zijn bepaalde criteria vastgelegd. Die procedure is in lijn met de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad uit 2009 voor zogenaamde nieuwe seniordonoren. Wie 66 jaar oud of ouder is en al eens bloed heeft gegeven, mag dat blijven doen als die persoon medische goedkeuring heeft en minder dan drie jaar geleden voor het laatst bloed gedoneerd heeft.

Op vraag van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke heeft de Raad de wetenschappelijke data opnieuw onderzocht om na te gaan of de maximumleeftijd voor een eerste bloeddonatie opgetrokken zou kunnen worden. Op basis van dat onderzoek raadt het adviesorgaan af om personen die 66 jaar oud of ouder zijn, regelmatig bloed te laten doneren.

Flauwvallen en stuipen

Bij nieuwe, oudere bloeddonoren ziet de Raad vaker matige tot ernstige reacties, zoals flauwvallen of stuipen. «Zo’n gebeurtenis kan zowel bij de donor als bij het aanwezige inzamelingspersoneel en andere aanwezige donoren een diepe indruk nalaten, waardoor ze misschien niet meer willen terugkeren. Bij ouderen duurt het herstel hiervan bovendien soms wat langer», klinkt het. Omdat de aders van oudere personen fragieler kunnen zijn, lopen zij bovendien meer kans op hematomen (blauwe plekken).

Risico voor ontvangers

Daarnaast vreest de Raad ook risico’s voor de ontvangers van dergelijke transfusies. Het risico op de overdracht van bepaalde ziektes van mens op mens door bloedtransfusie wordt nog onderzocht. Het gaat dan om bepaalde kankers, ziekten met verstoorde rijping van de bloedcellen zoals myelodysplastisch syndroom (MDS) en sommige neurodegeneratieve ziekten met pathologische eiwitvorming zoals de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson en de ziekte van Huntington.

Van die ziekten, die in de vroege ontwikkelingsfase asymptomatisch zijn, ziet men immers een snelle toename tussen de 65 tot 70 jaar. In de literatuur vonden de onderzoekers in eerste instantie echter weinig gegevens terug: ouderen worden dan ook vaak uitgesloten van dergelijke studies naar ziekteoverdracht door bloedtransfusie. Mogelijke gezondheidsproblemen bij ontvangers van bloed van zogenaamde regelmatige seniordonoren moeten beter gedocumenteerd worden, besluit het adviesorgaan.

Minimumleeftijd verlagen?

De Raad stipt nog aan dat het rekruteren van ouderen niet overeenkomt met de vragen van het terrein, die gericht zijn op specifieke bloedgroepen. «De patiënt, niet de donor, komt eerst», klinkt het. De Raad benadrukt «dat het mogen geven van bloed geen recht is». Eerder dan in het optrekken van de maximumleeftijd, ziet het adviesorgaan heil in het breder en intenser uitrollen van wervingscampagnes om de bevolking aan te moedigen bloed te geven en nieuwe donoren aan te trekken. Zo zou de minimumleeftijd van 18 jaar verlaagd kunnen worden en zouden bloeddonoren geworven kunnen worden op middelbare scholen.