Burgercollectieven hebben plaats in middenveld ingenomen

door
Belga
Leestijd 2 min.

Hoewel de plaats van burgercollectieven in het middenveld niet langer te negeren valt, beperkt hun drang naar nabijheid en kleinschaligheid hun mogelijkheid om uit te groeien tot een brede beweging. En om echt naar een duurzame en collectieve samenleving te kunnen streven, moeten de burgercollectieven meer de deuren openen voor minder kansrijke mensen. Dat blijkt uit een onderzoek dat Oikos denktank verricht heeft naar de burgercollectieven in ons land, met de steun van de Koning Boudewijnstichting. Ze bracht de 249 bewegingen in kaart die in 2015 en 2016 het levenslicht zagen. Daarvan werden er 106 in de studie opgenomen: 48 in Vlaanderen, 36 in Wallonië en 22 in Brussel.

Voor Franstalige burgercollectieven is dit het eerste grootschalige onderzoek. Aan Vlaamse zijde bestond al cijfermateriaal. Daaruit valt op te maken dat het jaarlijks aantal opgerichte burgercollectieven sinds 2009 exponentieel stijgt. Het onderzoek concludeert dan ook dat de collectieven "een niet langer te negeren plek in het middenveld innemen".

Voor alle duidelijkheid: niet alle activiteiten die burgers samen organiseren, zijn collectieven. Een buurtbarbecue of een tijdelijke actiegroep tegen bomenkap zijn dat niet. De meest voorkomende vormen zijn bijvoorbeeld energie- of huisvestingscoöperaties of voedselteams. De meeste van de 106 collectieven zijn actief rond voeding, landbouw, energie, sociale inclusie en deeleconomie.

De keuze van de sectoren geeft aan dat ze streven naar een meer duurzame samenleving. Maar hoewel ze stilaan aan legitimiteit winnen en daarmee andere actoren in de samenleving inspireren, nemen ze door hun drang naar nabijheid en kleinschaligheid, een bescheiden rol in naast de dominante sectoren als alternatief voor productie en/of consumptie.

De burgercollectieven zijn in grote mate het werk van 25- tot 45-jarigen, met de trekkers in het segment tussen 36 en 45 jaar. Jongeren en senioren zijn nauwelijks vertegenwoordigd. De trekkers zijn vooral hoopopgeleid en politiek geëngageerd. Die samenstelling draagt ook een mogelijke uitdaging in zich. "Willen zij echt streven naar een duurzame en inclusieve samenleving, dan moet er nagedacht worden over manieren waarop ook minder kansrijke burgers betrokken kunnen worden bij deze burgerbewegingen", luidt het.

De meeste burgercollectieven zijn zelfvoorzienend. Het leeuwendeel kwam tot stand zonder hulp van de overheid, al vinden ze een goede relatie met de overheid wel belangrijk. Toch loopt de samenwerking met de (lokale) overheid niet altijd van een leien dakje.

bron: Belga