MOVIES. "Ik weet niet waarom terreur me zo boeit"

In de Netflix-film '22 July' richt Paul Greengrass zijn blik op de aanslagen van de extreemrechtse terrorist Anders Breivik in Noorwegen. Politiek gedreven verhalen zijn nu eenmaal de dada van de Britse regisseur, die bekend werd met zijn 'Bourne'-films maar in een vorig leven reportages maakte. Als je zijn curriculum overloopt, dringt zich een duidelijke vraag op.
door
Axelle.Lot
Leestijd 3 min.

Wat heb je met aanslagen en slachtpartijen? ‘22 July' is al je derde film over het onderwerp, na ‘Bloody Sunday' en ‘United 93'. Bovendien schreef je het scenario van ‘Omagh', over een bomaanslag van het IRA.

Paul Greengrass: "Goeie vraag (denkt na). Kijk, ik heb ook genoeg andere films gemaakt, entertainende verhalen die wat minder somber gestemd zijn. Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet goed weet waarom terreur me zo boeit. Als verteller voer je in wezen een gesprek met jezelf. Door verhalen te kiezen, kom je te weten wat je belangrijk vindt. En de ene film leidt je naar de volgende."

Is ‘22 July' vanuit dezelfde reflex ontstaan als die vorige terreurfilm ‘United 93'?

'Niet helemaal. Ik heb ‘United 93' elf jaar geleden gemaakt als reactie op de aanslagen van 11 september 2001, omdat ik het gevoel had dat die gebeurtenis onze wereld veranderd had. In het geval van ‘22 July' was het niet mijn oorspronkelijke bedoeling om een film te maken rond de slachtpartij in Noorwegen. Eigenlijk wou ik iets doen rond de migrantencrisis, maar ik kreeg al snel het gevoel dat ik over dat onderwerp weinig nieuws kon vertellen.'

Hoe ben je dan bij Breivik en diens misdaden terechtgekomen?

"Ik begreep op een bepaald moment dat ik een film moest maken over de manier waarop wij reageren op die migrantencrisis. De opkomst van extreemrechts maakt daar deel van uit. Veel van wat Noorwegen heeft meegemaakt, is een belangrijke les voor ons. Tenslotte zien we overal in het Westen de ideeën van Breivik opduiken in verschillende vormen, van brexit over Trump tot de nieuwe regering in Italië."

Je hebt '22 July' in Noorwegen gedraaid maar wel in het Engels. Hoe is die beslissing tot stand gekomen?

"Ik wist van bij het begin dat ik de film enkel in Noorwegen kon maken, met Noorse acteurs en een Noorse crew. Dat was de enige manier om de Noorse ziel van dit verhaal te bewaren. De keuze voor Engels is eenvoudigweg omdat ik geen Noors praat. Bovendien zijn Noren zo goed als tweetalig en hadden ze er geen enkel probleem mee om in het Engels te spelen en te werken."

Wat Breivik gedaan heeft, is huiveringwekkend. Hoe heb je bepaald hoeveel van dat geweld je kon laten zien?

"Daar heb ik heel lang over nagedacht. Ik heb er uitgebreid over gepraat met de families die het allemaal meegemaakt hebben. Uiteindelijk denk ik dat er relatief weinig geweld in de film zit, en het is dan nog meestal impressionistisch. ‘22 July' gaat ook niet over de aanslagen maar over wat er daarna is gebeurd. Breiviks aanslagen maken maar een klein deel uit van de film. De enige keer dat ik echt grafisch geweld laat zien, is wanneer het hoofdpersonage, Viljar, neergeschoten wordt. Daar heeft de echte Viljar zijn toestemming voor gegeven. Hij begreep dat het noodzakelijk was om zijn lijden te tonen. Je moet perfect weten wat hem precies overkomen is om te begrijpen wat voor een held hij is."

Hoe was het om samen te werken met de families van de slachtoffers? Had je geen schrik om pijnlijke wonden weer open te rijten?

"Ik vond het heel belangrijk om hun toestemming te hebben. We hebben uitgebreid gepraat over wat ik wou vertellen en hoe ik het wou aanpakken. Ze moesten weten dat ‘22 July' geen reportage of documentaire of journalistiek verslag zou worden. Dit is een film. Ik probeer waarheidsgetrouw het gevoel van die gebeurtenissen weer te geven. Ik ben er ook van overtuigd dat een kijker instinctief weet of iets waarheidsgetrouw is."

‘22 July' speelt vanaf 10 oktober op Netflix.