Risico van overschrijden redelijke termijn heeft geleid tot schikking

door
Belga
Leestijd 1 min.

Volgens de Brusselse procureur-generaal Johan Delmulle was er wel degelijk voldoende wettelijke basis om in juni 2011 een schikking te sluiten in het dossier van miljardair Patokh Chodiev. Dat heeft de topmagistraat gezegd aan Justitieminister Koen Geens, zo liet die laatste woensdag verstaan in de Kamer. "Het artikel 216bis zoals aangepast door artikel 84 van de wet diverse bepalingen (die de verruimde minnelijke schikking initieel invoerde, nvdr), samen gelezen met artikel 21 van het wetboek van strafvordering over de overschrijding van de redelijke termijn vormen wel degelijk een voldoende wettelijke basis om de keuze voor een schikking te rechtvaardigen in het dossier zoals dat in juni 2011 voorlag", zo citeerde Geens de procureur-generaal.

"De juridische analyse is gebeurd door het parket-generaal en werd gedeeld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep van Brussel, die het verval van de strafvordering heeft vastgesteld", meldt de procureur-generaal voorts, zonder verder in detail te willen treden. "Dit arrest lijkt helemaal wettig gemotiveerd en, bovendien, uitgesproken tijdens een procedure achter gesloten deuren en dus vallend onder het beroepsgeheim."

Impliciet bevestigde de procureur-generaal volgens Geens voorts wel nog dat op dat moment in de procedure geen sprake was van verjaring. Delmulle benadrukt immers dat "de kamer van inbeschuldigingstelling moest beslissen over het eventuele verval van de strafvordering door de betaling van de geldsommen voorzien in de schikking en niet omwille van verjaring".

bron: Belga