Voorgeproefd - Het stel van hiernaast

door
Rufus
Leestijd 4 min.

Lees de voorpublicatie van 'Het stel van hiernaast'

Het is één uur. Zal ze even bij de baby gaan kijken of zal ze proberen Marco meteen mee naar huis te krijgen? Ze wil naar bed. Ze wil dat er een einde aan deze avond komt.

Ze trekt aan Marco's arm. ‘We moeten gaan. Het is al één uur.'

‘Toe, blijf nog even,' zegt Cynthia. ‘Zo laat is dat toch nog niet!' Voor haar kan de feestvreugde niet lang genoeg duren, zo te mer­ken. Ze wil natuurlijk niet dat Marco weggaat. Dat Anne weg­gaat, kan haar helemaal niets schelen, dat weet Anne bijna zeker.

‘Voor jou misschien niet,' zegt Anne, en hoewel ze dronken is, klinkt ze toch een beetje stijfjes. ‘Maar ik moet vroeg op, om de baby te voeden.'

‘Arme jij,' zegt Cynthia, en om de een of andere reden maakt dat Anne woest. Cynthia heeft geen kinderen, ze heeft ze ook nooit gewild. Graham en zij zijn bewust kinderloos.

Het is lastig om Marco zover te krijgen dat hij meegaat. Hij lijkt per se te willen blijven. Hij vermaakt zich prima, maar Anne begint ongerust te worden.

‘Nog eentje,' zegt Marco tegen Cynthia. Hij houdt zijn glas op, de blik van zijn vrouw mijdend.

Hij is eigenaardig opgewonden vanavond – het komt bijna gefor­ceerd over. Anne vraagt zich af waarom. Thuis is hij de laatste tijd juist stil. Afwezig, somber zelfs. Maar vanavond, bij Cynthia, is hij de gangmaker. Anne heeft al een tijd het gevoel dat er iets aan de hand is en ze wou dat hij haar vertelde wat het was. De laatste tijd praat hij weinig met haar. Hij sluit haar buiten. Of misschien houdt hij afstand vanwege haar depressie, haar ‘babyblues'. Hij is teleurgesteld in haar. Wie niet? Vanavond geeft hij duidelijk de voorkeur aan de mooie, sprankelende, schitterende Cynthia.

Anne kijkt nog een keer hoe laat het is en verliest dan haar geduld. ‘Ik ga. Ik had om één uur al bij de baby moeten kijken.' Met een blik op Marco voegt ze er op gespannen toon aan toe: ‘Blijf jij anders maar.'

Hij kijkt haar scherp aan. Zijn ogen glanzen. Ze vindt hem er ineens helemaal niet dronken uitzien, maar dat zegt niks, want ze is duizelig. Gaan ze nu ruziemaken? Waar de buren bij zijn? Anne zoekt haar tas, pakt de babyfoon, bedenkt dan dat de stekker nog in het stopcontact zit en bukt zich om hem eruit te halen, zich bewust van hun blik op haar dikke kont. Nou, ze doen hun best maar. Ze heeft het gevoel dat ze tegen haar samenspannen, dat ze haar een spelbreker vinden. Er wellen tranen op in haar ogen, maar ze verzet zich ertegen. Ze wil niet dat ze haar zien huilen. Cynthia en Graham weten niet dat ze een postnatale depressie heeft. Ze zouden er niets van snappen. Anne en Marco hebben het niemand verteld, alleen Annes moeder. Nog niet zo lang geleden heeft Anne haar moeder in vertrouwen genomen. Haar moeder zal het beslist niet doorvertellen, zelfs niet aan Annes vader. Anne wil niet dat mensen het weten, en ze denkt dat Marco dat ook niet wil, hoe­wel hij dat nooit met zoveel woorden heeft gezegd. Maar het is dodelijk vermoeiend om de hele tijd te moeten doen alsof.

Marco is blijkbaar van gedachten veranderd, want ze hoort hem achter haar rug op een al veel vriendelijker toon zeggen: ‘Je hebt gelijk. Het is laat, we moeten gaan.' Ze hoort dat hij zijn wijnglas met een bonk op tafel zet.

Ze draait zich om en veegt met haar knokkels het haar uit haar ogen. Ze moet nodig naar de kapper. Met een gespeeld lachje zegt ze: ‘Volgende keer bij ons.' In stilte voegt ze eraan toe: jullie mo­gen bij ons thuis komen, waar ook een baby woont, en ik hoop dat ze dan de hele avond jengelt en jullie etentje bederft. Ik zal er­voor zorgen dat ik jullie uitnodig wanneer ze tandjes krijgt.

Vlak daarna gaan ze weg. Ze hoeven geen babyspullen te pak­ken, alleen Annes tas en de babyfoon, die ze in haar tas stopt. Ze nemen afscheid – Cynthia lijkt zich te ergeren aan hun snelle aftocht, Graham kijkt neutraal – en lopen de indrukwekkend zware voordeur uit, het trapje af. Anne grijpt de rijkelijk bewerk­te leuning beet om haar evenwicht te bewaren. Het is maar een paar meter over de stoep naar hun eigen trapje, met een soortge­lijke leuning en net zo'n indrukwekkende voordeur. Anne loopt iets voor Marco uit. Ze zegt niets. Misschien zegt ze de rest van de nacht wel niets meer tegen hem. Op de bovenste trede aange­komen, blijft ze stokstijf staan.

‘Wat is er?' vraagt Marco vlak achter haar. Hij klinkt gespannen.

Anne staart naar de voordeur die openstaat, op een kier van zo'n tien centimeter.

‘Ik weet zeker dat ik hem op slot heb gedaan!' zegt ze op schrille toon.

‘Misschien ben je het vergeten,' zegt Marco nerveus. ‘Je hebt nogal veel gedronken.'

Maar Anne luistert niet naar hem. Ze is al binnen en rent de trap op, naar de kinderkamer, op de hielen gevolgd door Marco.

Wanneer ze de kamer binnen komt en het lege ledikantje ziet, slaakt ze een gil.

Shari Lapena, Het stel van hiernaast