Voorgeproefd - De Hondenman

door
Rufus
Leestijd 4 min.

Nog maanden na het drama herinnerde Yente zich vooral hoeveel plezier ze hadden gemaakt op die laatste zaterdag van maart.

Het waren kille wintermaanden geweest, met eindeloze regenbuien en korte, mistige dagen, maar uitgerekend op de eerste lesdag van het nieuwe seizoen verscheen de zon en stond de lucht zo helder en strak als vers gestreken linnengoed.

Op het Galgenweel, het uitgestrekte zeilmeer op de Antwerpse Linkeroever, tekenden zich tientallen lichtblauwe bootjes met grote, witte zeilen af. De eerste wandelaars kuierden langs de oevers en namen hun tijd om naar de bedrijvigheid op het water te kijken, met een hand boven

hun ogen tegen het felle licht. Ze droegen nog hun dikke jassen en sjaals. Iedereen snakte naar de lente.

Yente hing achterover in haar bootje en hield de joystick van het roer stevig vast. Vooraan zat haar fokkemaatje Lukas. Ze waren allebei dertien en hadden in de zomer hun eenmans Terra verruild voor een Feva. Maar Lukas was een tengere jongen, klein van gestalte, en dus was de taakverdeling

op het bootje van meet af aan duidelijk geweest. Yente zorgde voor het grote zeil achteraan en stuurde, de dromerige Lukas zat aan de boeg en hanteerde het voorste zeil. Ze hadden meer dan een uur rondjes gevaren toen ze in de verte het kleine stipje van hun monitor zagen die bij de aanlegplaats in hun richting stond te zwaaien. Het was helaas tijd om terug te keren, maar ze hadden wel lol gehad samen. Een gemiddelde snelheid van 3 à 4 knopen, schatte Yente. Drie beaufort, niet meer. Yente wist zulke dingen. Ze hield van zeilen en als ze ergens haar zinnen op had gezet, dan lette ze extra goed op en werkte hard om er alles van af te weten.

Om aan te kunnen leggen moesten ze met hun bootje een grote bocht maken in een van de hoeken van het meer, een geul die van de oever tot aan de zeilclub nauwelijks twintig meter breed was.

Haar fokkemaat hing half over de boeg en liet zijn rechterhand door het water klieven.

‘Let je een beetje op, Lukas?'

De jongen ging gemaakt eerbiedig rechtop zitten en salueerde.

‘Ik ben er helemaal klaar voor, kapitein!'

Een grapjas, die Lukas. Ze zaten in dezelfde klas en als ze 's middags op school met hem aan tafel zat, moest ze soms zo hard lachen dat ze nauwelijks aan haar broodje toe kwam.

Toen ze bij de geul waren, wakkerde de wind met felle stoten aan tot 5 beaufort. Door de rukwind dook de boeg van het bootje bruusk naar voren en Lukas viel voorover in het water. Yente probeerde in allerijl bij te sturen, maar alleen kon ze de beide zeilen niet aan en de boot ging aan

het kapseizen.

‘Ik zei je nog op te letten, loser!' riep ze gemaakt boos.

Haar fokkemaat lag in zijn zwemvest te dobberen in het water en lachte.

De wind dreef het bootje dieper de geul in, waar het volledig kapseisde. Yente ging ook overboord. De Feva dreef heel langzaam naar de oever, met de lange mast diep in het water.

Ze lachten en foeterden tegelijk. Het water was nog erg koud, maar ze waren op lesdagen als deze al tientallen keren uit hun bootjes gevallen en ze hadden geoefend op wat ze moesten doen. Yente wist bovendien dat het water in de geul bij de oever nauwelijks drie meter diep was en dat het

hun niet zoveel moeite zou kosten om de mast opnieuw boven water te krijgen.

‘Goed dat je een sterke kerel zoals ik bij je hebt vandaag', zei Lukas.

‘Ik wil straks een kom warme soep, op jouw kosten',schamperde Yente. ‘En nu zwijgen en trekken.'

Met hun volle gewicht hingen ze aan het zwaard van de boot en trokken zo hard ze konden, maar de mast bewoog nauwelijks.

‘Harder!' riep Yente. ‘Komaan, duwen!'

Ze duwden en trokken uit alle macht en langzaam, heel langzaam, voelden ze dat de punt van de mast stilaan naar boven kwam.

Wat zij toen zagen, zou nooit van hun leven meer weggaan uit hun hoofd. Yente had er jaren later nog nachtmerries van. Met een schreeuw schoot ze dan wakker, badend in het zweet, en met opengesperde ogen keek ze de kamer rond.

Toen de mast eindelijk een stukje boven het water uit kwam, lag er een lichaam van een vrouw op. Ze droeg een kort jeansjasje en verder niets.

Gillend van angst lieten de kinderen de boot los, waardoor de mast met zijn lading weer

onder water verdween, maar in die paar seconden stonden de beelden voorgoed op het netvlies van de jonge Lukas gebrand: een dode vrouw die op haar buik half over de mast hing, haar zwarte haren

in dunne slierten langs haar hoofd, haar naakte benen en billen besmeurd met modder en troep.

 

Toni Coppers, De hondenman