We zeggen vaker ‘ik hou van je‘ tegen onze hond dan onze moeder

We zeggen vaker ‘Ik hou van jou' tegen onze huisdieren, dan tegen onze eigen ouders. Tegen hun partners en hun kinderen zeggen mensen het vaakst dat ze van hen houden. Dat blijkt uit een enquête van het tijdschrift Quest Psychologie bij onze noorderburen.
door
aaron.verbrugghe
Leestijd 2 min.

De ik-hou-van-jou-internetenquête, onder ruim 3000 mensen, is onderdeel van een artikel in de nieuwe editie van Quest Psychologie. 45 procent van de ondervraagden in de enquête zegt minstens één keer per maand ‘Ik hou van jou' tegen zijn partner. Kinderen staan met 44 procent op nummer twee. Op drie: onze huisdieren. 35 procent zegt het minimaal maandelijks tegen zijn viervoeter. Moeders en vaders moeten het doen met respectievelijk 26 en 17 procent.

Moet je ik hou van jou zeggen?

Het artikel in het magazine gaat over de vraag: is het erg als ouders nooit ‘Ik hou van jou' tegen hun kinderen zeggen? De Amerikaanse hoogleraar Kory Floyd, die onderzoek doet naar affectieve communicatie (waar gevoel bij betrokken is, red.), zegt dat kinderen vooral het gevoel moeten hebben dat hun ouders van hen houden. „Daarvoor hoeven ze dat niet per se te horen.” Vraag je kinderen (tussen de 3 en de 7 jaar oud) hoe ze weten dat hun ouders van hen hielden, dan antwoorden ze het vaakst dat hun ouders met hen spelen of iets ondernemen, zoals stoeien, een spelletje doen of samen lezen.

We willen het vaker horen

Ouders die nooit ‘Ik hou van jou' tegen hun kroost zeggen, zijn met 6 procent een minderheid, zo blijkt uit de enquête. 4 procent van de ondervraagden zegt die woorden nooit tegen zijn of haar geliefde. Nog eens 4 procent heeft überhaupt nog nooit ‘ik hou van jou' tegen iemand gezegd.

En krijgen de geënquêteerden zelf vaak genoeg te horen dat iemand van ze houdt? Niet echt. 67 procent zou de woorden vaker willen horen.