Vijf weetjes over schansspringen

In het Oostenrijkse Innsbruck staat vandaag de derde manche van het Vierschanzentornooi op het programma, de belangrijkste competitie voor al wie van schansspringen houdt. Vijf weetjes over deze spectaculaire discipline.
door
Maarten
Leestijd 1 min.

1. Het wereldrecord is 251,5 meter

Sinds het eerste officiële record in 1808 werd opgetekend, is de lat steeds verder gelegd. Van een povere 9,5 meter bij het begin van de negentiende eeuw, is het wereldrecord bij de mannen geëvolueerd naar 251,5 meter. Het staat sinds 2015 op naam van de Noor Anders Fannemel. Bij de vrouwen sprong de Oostenrijkse Daniela Iraschko in 2003 zo'n 200 meter ver.

2. De uitvoering telt ook

In tegenstelling tot wat je als leek zou denken, is niet alleen de lengte van de sprong van belang. Wedstrijden worden bijgewoond door een jury, die bij elke sprong punten geeft voor de uitvoering. In de praktijk heeft die quotering zelden een impact op de uitslag, omdat een betere uitvoering doorgaans ook leidt tot een verdere sprong.

3. De grootste schans ter wereld staat in Noorwegen

Schanzen worden grosso modo onderverdeeld in drie categorieën, naargelang hoe hoog ze zijn. De allergrootste worden gebruikt om te skivliegen, zoals springen van zo'n grote schans genoemd wordt. Wereldwijd zijn er zo slechts vijf, waarvan de grootste in het Noorse Vikersund staat. De schans is er 225 meter lang. Het is daar dat Fannemel zijn wereldrecord vestigde.

AFP / D. Sannum

4. Het is vooral een mannenzaak

Hoewel er geen reden is waarom vrouwen niet zouden kunnen schansspringen, is het in de praktijk een hoofdzakelijk mannelijk wereldje. Pas in 2014 werden er voor het eerst vrouwelijke deelnemers toegelaten op de Olympische Winterspelen, en dan nog enkel op de kleinste schans. Nochtans heeft schansspringen een rijke olympische traditie. Bij de eerste Winterspelen in 1924 stond de discipline al op het programma.

5. Het loopt regelmatig mis

Schansspringers zijn goed getraind en per definitie niet van een kleintje vervaard, maar dat belet niet dat het een gevaarlijke sport blijft en het soms flink mis kan lopen. Zowat alle toppers belandden ooit in het zienhuis met breuken en andere klachten, al dan niet na een spectaculaire crash. Dat het pijn doet als je bij snelheden tot 100km/u tegen de piste smakt, hoeft geen betoog. Oordeel vooral zelf maar.