SDG: Een label om duurzaam te consumeren

Om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen, moeten consumenten dringend hun footprint verkleinen. En daar horen onvermijdelijk andere consumptiewijzen bij.
door
Matthias
Leestijd 3 min.

Een aanzienlijk deel van de wereldbevolking consumeert nog altijd te weinig om zelfs maar aan hun basisbehoeften te voldoen. Tegelijkertijd verbruikt een ander deel veel meer grondstoffen dan onze planeet produceert. ‘Earth Overshoot Day', de dag waarop de mensheid op krediet leeft, valt elk jaar wat vroeger (2 augustus in 2017). Volgens de berekeningen van het Global Footprint Network overschrijdt onze consumptie met 70% de beschikbare natuurlijke rijkdommen. Dat betekent dat we 1,7 planeet nodig hebben om aan onze behoeften te voldoen.

Nog verontrustender is dat die situatie hopeloos lijkt. De opkomst van de middenklasse in landen die tot enkele jaren geleden nog onderontwikkeld waren, zet die resources nog meer onder druk. «Om economische groei en duurzame ontwikkeling tot stand te brengen, moeten we dringend onze ecologische voetafdruk verkleinen», zegt de VN. En dat kan alleen maar door anders te gaan produceren en consumeren.

Strenge criteria

Europese consumenten die op zoek zijn naar milieuvriendelijke producten kunnen terecht bij het Ecolabel. Dankzij de bloem op het etiket herkennen consumenten in één oogopslag kwaliteitsvolle producten die het milieu respecteren, zoals schoonmaakmiddelen, zakdoekjes, schoenen, douchegels, zeep en zelfs hotels. In heel Europa dragen meer dan 50.000 producten en diensten dit label.

Er zijn steeds meer groene labels, maar het EU Ecolabel onderscheidt zich door rekening te houden met de hele levenscyclus van een product: van de winning en de selectie van grondstoffen tot het productieproces en het moment dat het product afval wordt. De verspreiding van deze ecologisch verantwoorde producten moet een efficiënt beheer van de natuurlijke hulpbronnen bevorderen.

«Wat telt, is de eerste stap zetten»

Jonas Moerman van vzw écoconso. - Beeld RTBF

Jonas Moerman, expert van de vzw écoconso (Waals Gewest), is ervan overtuigd dat elke burger op zijn eigen schaal de footprint van onze voedselconsumptie kan verkleinen. Hij geeft ons alvast enkele tips.

1: «Eet minder vlees, want de productie ervan vergt veel meer eiwitten dan die van groenten. Rood vlees (rund, lam, schaap…) is het grootste probleem, want herkauwers hebben veel grondstoffen nodig en stoten grote hoeveelheden methaan uit. Ik zeg niet dat iedereen vegetariër moet worden, maar je kan verantwoordelijker consumeren door minder vlees te eten of te kiezen voor kwaliteit.»

2: «Consumeer minder zuivelproducten, die ook dieren en een energieverslindend productiecircuit vereisen.»

3: «Kies voor lokale en seizoensgebonden bioproducten. Afgezien van de problemen die gepaard gaan met pesticiden en de productie van meststoffen, kies je best voor 'lokale bio' en vermijd je maar beter producten die per vliegtuig vervoerd worden, om voor de hand liggende redenen. Ideaal gezien zijn producten ook seizoensgebonden. Lokale bioproducten die uit verwarmde serres komen, verbruiken ook heel veel energie. Bovendien is seizoensvoedsel beter en goedkoper. Soms bieden groepsaankopen interessante prijzen voor gezinnen die op zoek zijn naar kleine en gezonde uitgaven.»

4. «Kies in de mate van het mogelijke een ander, milieuvriendelijk vervoermiddel. Soms is boodschappen doen met de auto de grootste ecologische voetafdruk van de voedselconsumptie. Ga dus zoveel mogelijk naar een winkel in je buurt.»

5. «Vermijd plastic voor kortetermijngebruik. Er zijn herbruikbare verpakkingen in overvloed en bulkwinkels zijn een volwaardig alternatief. Je kan er hoeveelheden kopen die aangepast zijn aan je verbruik.»

6. «Kant-en-klaarmaaltijden zijn snel en handig, maar de verhouding gewicht/prijs per stuk is niet interessant. Neem de tijd om te koken. Zelfs met bioproducten is dat goedkoper. En vooral gezonder.»

7. «Alle combinaties zijn mogelijk. Je moet gewoon de eerste stap zetten, hoe klein die ook is.»