MOVIES. Roemeense cineast Corneliu Porumboiu verenigt humor en noir in film over zijn thuisland

De Roemeense regisseur Corneliu Porumboiu maakt deel uit van de Nouvelle Vague die zijn land de voorbije 15 jaar overspoelt en die zich op internationale festivals laat gelden. In 'The Whistlers', zijn meeste recente exploot, kiest hij voluit voor entertainment, een kruising tussen een politiedrama en een komedie. Het leverde hem een plaatsje op in de competitie in Cannes, waar we hem ontmoetten.
door
quentin.soenens
Leestijd 4 min.

‘The Whistlers' gaat over een geheime fluittaal die criminelen gebruiken om op afstand met elkaar te communiceren. Hoe ben je op dat idee gekomen?

Corneliu Porumboiu: «Ik weet dat het onwaarschijnlijk lijkt, maar die taal bestaat wel degelijk echt! Een jaar of tien geleden zag ik een reportage over die vorm van communicatie en ik dacht meteen aan een geheime taal. Ik vond het grappig om zo'n eeuwenoud communicatiemiddel te introduceren in een wereld waar technologie zoveel plaats inneemt. Die fluitgesprekken over een grote afstand stralen een bepaalde visuele poëzie uit. Op de set werd duidelijk hoeveel je kan doen met dat geluid. Het heeft iets moois. Binnen de kortste keren vertelden de acteurs al fluitend grappen aan elkaar.»

‘The Whistlers' draait rond corrupte politie, een thema dat we wel vaker zien in Roemeense films. Is je land er zo slecht aan toe?

«Geen idee. Ik denk eigenlijk van niet. Enfin, ik hoop van niet. (lacht) Maar cinema heeft nu eenmaal drama nodig. Ik ben vertrokken bij een personage uit een van mijn vorige films, 'Police, Adjective'. Het gaat om een bijzonder intelligente rechercheur, vertolkt door acteur Vlad Ivanov. Ik vroeg me af hoe het tien jaar later met hem zou zijn vergaan, na zijn midlife crisis. Hij gelooft nergens meer in, en dat verandert alles voor hem. In deze film vraag ik me af hoeveel er nog overblijft van zijn integriteit.»

Jouw films gaan meestal uit van feiten. Is dat hier ook het geval?

«Nee, ‘The Whistlers' is complete fictie. Ik heb me volledig laten gaan en het verhaal verteld dat in me opkwam. Ik wou vooral dingen leren. Vijf jaar geleden zwoer ik dat ik nooit flashbacks zou gebruiken in mijn scenario's. Maar met die fluittaal als rode draad vond ik het net interessant om te tonen dat er een precieze reden is waarom de personages verplicht zijn om die eigenaardige techniek te leren. En uiteindelijk hebben ze die taal ergens anders voor nodig.»

Foto Filmcoopi

‘The Whistlers' is ook een stuk geestiger dan je vorige werk. Had je nood aan meer luchtigheid?

«Ik denk dat ik via elke film probeer om mezelf in vraag te stellen. Ik wil vooral niet in herhaling vallen. De eerste montage van ‘The Whistlers' was een half uur langer dan de versie die ik in de zalen breng. De scènes die ik weggeknipt heb, waren voornamelijk komische dialogen. Die werkten op zich wel goed, maar ze haalden de spanning weg uit de intrige. Daarnaast heb ik me geamuseerd met de stijl van de film. Ik heb geprobeerd om er zoveel mogelijk een fabel van te maken. Ik veronderstel dat er toch ook raakvlakken zijn met mijn vorige films.»

Je verwijst veel naar andere films. Ben je een echte cinefiele veelvraat?

«O ja! Het hangt af van mijn stemming van de dag, maar over het algemeen mag je stellen dat ik hou van de Franse Nouvelle Vague, en dan met name van Godard en Rohmer. En van film noir-klassiekers zoals ‘The Maltese Falcon' en ‘The Third Man'. Als cineast ben ik het aan mezelf verplicht om veel naar andere films te kijken. Elk van die films heeft me iets te leren, wat het genre ook is. (De Argentijnse dichter en schrijver Jorge Luis) Borges zei het al: ‘Zelfs de slechtste dichter zal enkele geniale verzen verzinnen'. Films maken is mijn job, en dus moet ik voortdurend zoeken naar dingen die ik mooi vind. Een scène, een shot, een belichting, een vertolking,… Misschien is het maar een detail, maar je kan er altijd veel uit halen.»

Het gaat de Roemeense cinema de laatste jaren voor de wind. Hoe komt dat?

«Ha, de fameuze ‘Roemeense Nouvelle Vague'! Ik denk eerlijk gezegd dat er geen echte verklaring bestaat. Het toeval wil gewoon dat er een paar cineasten op hetzelfde moment goeie films hebben gemaakt. Er zit geen toverdrank in het grondwater van Boekarest of zo. Bovendien zijn er drie jaar na elkaar Roemeense films de officiële selectie gehaald hebben in Cannes, en dat trekt de aandacht. Omdat die regisseurs elkaar kennen en we veel met elkaar communiceren, ontstaat de indruk dat het om een beweging gaat. Ik praat bijna elke dag met Cristian Mungiu (in 2007 winnaar van de Gouden Palm voor ‘4 Months, 3 Weeks and 2 Days', nvdr.). Onze kinderen gaan naar dezelfde school.» (lacht)

Stanislas Ide