Hulpverleners reanimeren nog te vaak

Hulpverleners schatten vaak verkeerd in hoe zinvol een reanimatiepoging is en dat kan onnodig lijden veroorzaken bij patiënten, hun familie en de hulpverleners zelf. Dat blijkt uit een internationaal onderzoek van UZ Gent.
door
silke.vandenbroeck
Leestijd 2 min.

Artsen, verpleegkundigen en ambulanciers moeten meestal op zeer korte tijd beslissen of ze al dan niet reanimeren door in te schatten hoe groot de kans is dat de patiënt het overleeft zonder zware neurologische schade. Wanneer er geen elektrische hartactiviteit is, kan de hulpverlener zich hierbij niet baseren op vaste criteria. Uit een bevraging bij meer dan 4.000 hulpverleners blijkt dat 74% de reanimatiepoging bij patiënten zonder elektrische hartactiviteit zinvol vindt, 10,3% twijfelt en 15,5% het ongepast vindt.

Ervaring telt

Volgens de onderzoekers is zorgen voor een waardig levenseinde soms meer in het belang van de patiënt dan een zinloze reanimatie. "De tijd die er gaat naar de reanimatiepoging kan ook gaan naar steun en begeleiding van de familie", zegt dr. Patrick Druwé, intensivist in het UZ Gent. Hij benadrukt ook dat de impact op de hulpverlener niet onderschat mag worden.

Meer reflectie

De onderzoekers pleiten daarom voor meer reflectie. In de opleidingen wordt nu vaak gefocust op de technische kant van de reanimatie, terwijl er meer aandacht zou moeten zijn voor het maken van een goede inschatting en besluitvorming in team. Zo moet de inschatting van ervaren hulpverleners meer doorwegen, los van hun functie, want het is ervaring is vaak doorslaggevend voor een juiste inschatting. Het is ook van groot belang dat hulpverleners regelmatig feedback krijgen over het resultaat van een reanimatie.