SOUNDCHECK. Tamino laat tweede plaat te water: «Elke singer-songwriter schrijft over dezelfde drie thema’s»

Zijn grandioos optreden op Pukkelpop afgelopen zomer zindert nog steeds na, en nu vergast het Antwerpse godenkind genaamd Tamino-Amir Moharam Fouad – alias Tamino – ons opnieuw op zijn onversneden talent. ‘Sahar’, de opvolger van debuutalbum ‘Amir’, verzoent zijn Europese met Arabische roots, badend in het zwoel melancholische kleurenpallet van de rijzende zon aan de horizon.

door
Quentin Soenens
Leestijd 6 min.

Dag Tamino! Hoe was je festivalzomer?

Tamino: «We hebben maar op twee festivals gespeeld: een Turks festival in Istanbul dat eigenlijk in 2020 moest plaatsvinden maar was verzet door corona, en Pukkelpop. Het aantal concerten hebben we door de release van de nieuwe plaat bewust beperkt gehouden. Van de nieuwe nummers konden we nog niet te veel prijsgeven, dus moesten we veel oud materiaal spelen. De volgende festivalzomer wordt sowieso veel drukker.»

Je passage op Pukkelpop werd unaniem lovend onthaald in de pers. Hoe heb jij dat optreden beleefd?

«De band en ik moesten opnieuw wennen aan het grote podium. Die show in Istanbul was in juni, en daarvoor hadden we drie jaar niet opgetreden. Ik denk dat iedereen, band en crew, voelde dat er nog veel marge was; het niveau kon veel hoger. Maar we waren toch heel blij met de warme ontvangst, zelfs al waren we naar ons gevoel nog niet zo op elkaar ingespeeld.»

Je nieuwe plaat dan, ‘Sahar’. Kan je die titel toelichten?

«Er zijn meerdere vertalingen voor dat woord – het is ook een Arabische meisjesnaam – maar de mooiste vertaling vond ik de verwijzing naar het moment net voor zonsopgang. Een soort ‘tussenrijk’, dat roept het bij mij op. Geen dag, maar ook geen nacht. Een moment van reflectie. Als er een plaats en tijd is waar het album zich afspeelt, is het wel daar en dan. De nummers zijn allemaal redelijk verschillend van elkaar, het is geen conceptplaat. Toen ik alle songs had geschreven en er tien uit had geselecteerd, heb ik gezocht naar iets dat de nummers met elkaar verbindt. Voor mij is dat ‘sahar’.»

«Er zijn natuurlijk ook thema’s die terugkomen. De typische dingen. Waar schrijven singer-songwriters over? Liefde, dood en God. (lacht) Dat zei Nick Cave ooit. Ieder nummer mag dan nog een bepaalde nuance of variatie zijn in dat thema, uiteindelijk komt het altijd neer op één van die grote drie onderwerpen, of een combinatie ervan.»

In de videoclip van ‘The First Disciple’ bespeel je de oed, een typisch Arabisch instrument. Ik las dat een Syrische vluchteling je dat instrument heeft leren spelen. Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?

«Die man leeft al vijf à zes jaar in België. Hij speelt de oed in een orkestje uit Brussel dat gespecialiseerd is in Arabische traditionele muziek van de jaren 40, 50 en 60. Ik heb hen uitgenodigd om te spelen op mijn eerste plaat. Zo heb ik hem leren kennen. Ik heb dan nadien lessen bij hem gevolgd en een oed van hem gekocht, die fantastisch klinkt.»

Een rode draad in je muziek zijn de vele verwijzingen naar je Egyptische roots. Hoe is je band met Egypte?

«Ik ben er waarschijnlijk vaker naartoe gegaan dan de gemiddelde Belg, want ik heb er familie. Maar het is wel een hele poos geleden dat ik er nog een lange tijd heb doorgebracht. Ik spreek geen Arabisch – wat ik heel jammer vind – maar ben nu wel aan het oefenen. Ik zou willen dat ik nog meer met mijn voeten in de Egyptische grond kon staan, maar voorlopig is dat voornamelijk via muziek. Arabische muziek heeft me altijd al na aan het hart gelegen. Voor mij is dat een universele taal die ik begrijp.»

Jouw grootvader was één van de meest gevierde zangers en acteurs van Egypte. Heeft hij de passie voor muziek bij jou aangewakkerd?

«Nee, die was er al vanaf mijn geboorte. Toen mijn moeder vertelde over onze grootvader in Egypte, waren die verhalen voor mij iets heel abstracts. Ik heb hem wel gekend, maar heb geen herinneringen aan hem. Hij is gestorven toen ik vijf was. Later is zijn muziek wel één van de vele inspiraties geworden voor mijn werk. Maar hij is zeker niet dé reden dat ik met muziek ben begonnen. Natuurlijk heeft er wel iets genetisch meegespeeld. Mijn vader heeft lang een muziekcarrière gehad, en is dan geswitcht naar eventmanagement. Mijn moeder was geen beroepsmuzikant, maar heeft als hobby altijd klassieke piano gespeeld. Als kind zong ze in de kinderopera. De broer van mijn moeder is een kunstenaar die schildert. Hij heeft een werk gemaakt voor de nieuwe plaat.»

Je speelt al enkele jaren met bassist Colin Greenwood van Radiohead op het podium. Hij heeft het gros van de baslijnen op ‘Sahar’ ingespeeld. Hoe is die bijzondere samenwerking ontstaan?

«Lang geleden was hij komen kijken naar een optreden van ons in Antwerpen. Als Radiohead-fans vonden we het natuurlijk surreëel dat hij er was. We waren starstruck, maar hebben toch de moed gevonden om met hem een babbeltje te slaan. Een tijdje later heb ik hem gevraagd om op ‘Indigo Night’ te spelen. Dat was zo’n fijne samenwerking dat ik hem mee op tournee heb gevraagd voor een paar shows. En hij is blijven plakken. (lacht) Het was een heel logische stap om met Colin de studio in te duiken voor de nieuwe plaat. Wij waren nerveus, want we speelden met Colin Greenwood, en hij was ook nerveus, want hij wou het zo goed doen. Hij had zoveel respect voor de muziek. Ik vond het immens mooi dat hij zijn taak zo serieus nam.»

Jouw muziek wordt internationaal gelauwerd, van The New York Post over The Guardian tot Arab News. Wat doet dat met een mens?

«Ik weet niet zo goed wat dat zou moeten teweegbrengen. (lacht) Behalve dankbaarheid.»

Zelfvertrouwen misschien?

«Dat heb ik altijd al gehad. Ik geloof in wat ik doe en onderneem. Ik kan mijn ei kwijt in muziek. Zolang dat ik het gevoel heb dat het lukt en ik mezelf kan zijn, heb ik zelfvertrouwen. Die erkenning is gek genoeg iets secundairs. Eerst komt het songschrijven. Een lied schrijven waar je achter staat: daar komt een soort euforie bij kijken die op zich al zóveel voldoening geeft, dat al het andere op de tweede plaats komt.»

Een uitsmijter: de media vergelijken jou om de haverklap met de jonge Jeff Buckley. Wat vind je van die vergelijking?

«Kijk, er zijn twee soorten vergelijkingen: je kan zeggen dat de stijlen overeenstemmen, zoals een artiest die doet denken aan een andere artiest. Maar je kan ook zeggen dat diezelfde artiest de ‘nieuwe’ versie is van de andere, en dan maak je de fans van de originele artiest kwaad. Idem met de fans van de ‘nieuwe’ versie, want die vinden dat er maar één zo’n artiest bestaat. Als fan van Jeff Buckley ben ik het oneens met de bewering dat ik de ‘nieuwe’ Jeff Buckley ben. En ook als artiest, want ik ben heel anders dan hem. Hij behaalde een bepaald niveau van performen dat te hoog gegrepen is voor mij. Anderzijds ben ik een veel productievere schrijver. Ik ben 25 en heb al twee platen gemaakt. Hij is heel jong gestorven, en bij zijn dood had hij maar één plaat op zijn naam staan. En zo zijn er eindeloos veel verschillen.»

«Het getuigt ook van gemakzucht om mij te vergelijken met één naam, terwijl er zó veel invloeden zijn die mijn sound gekneed hebben. Maar ik snap het: een gast met een gitaar is makkelijk te vergelijken met een andere gast met een gitaar. ’t Is moeilijk graven naar invloeden die minder voor de hand liggen, maar wel in mijn muziek verborgen zitten. Zoals Soundgarden of Nirvana; nineties grungebands die mij immens geïnspireerd hebben. Soundgarden is één van de bands die aan de basis liggen van mijn gitaarspel. Zij gebruikten veel lage, rare tunings, waarmee ik ook begon te experimenteren.»

‘Sahar’ verschijnt vandaag. Op 5 december stelt Tamino zijn nieuwe plaat voor in het Koninklijk Circus in Brussel.