ONDERZOEK. Je genen bepalen welke work-out goed is voor jou

Wetenschappers van de Anglia Ruskin University ontdekten dat de samenstelling van onze genen bepaalt hoe snel we beter worden in een kracht-, spier- of uithoudingstraining. Toch wil dat niet per se zeggen dat we voorbestemd zijn om uit te blinken in een bepaalde sport of om er net miserabel in te zijn.

door
Redactie Online
Leestijd 3 min.

«Het zit in de genen.» We gebruiken de uitspraak vaak om onze gebrekkige kantjes mee weg te wuiven, maar in het geval van sportieve vaardigheden blijkt die uitdrukking wel steek te houden. Onderzoek dat recent gepubliceerd werd in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS beweert dat bepaalde genen bepalen of we geschikt zijn om een bepaald type van sport uit te oefenen. Postgraduaatonderzoeker Henry Chung en professor in de cardiorespiratoire fysiologie Dan Gordon van de Anglia Ruskin University voerden een meta-analyse uit van 24 studies waaraan in totaal 3,012 mensen deelnamen.

Adaptatie

Allereerst is het belangrijk om te weten dat het lichaam zich aanpast aan de sport die we beoefenen. Dat noemen de wetenschappers ‘adaptatie’: er vinden subtiele aanpassingen in het lichaam plaats om met een sportieve uitdaging om te kunnen gaan. De spiermassa zwelt bijvoorbeeld aan of onze cardiorespiratoire vaardigheden (met betrekking tot de longen en het hart) verbeteren. Zo is ons lichaam beter voorbereid om de work-out aan te gaan.

Alleen: nu blijkt dat niet ieder lichaam zich even snel aanpast, zelfs wanneer de respondenten gevraagd werden om dezelfde oefeningen even vaak te doen. Enerzijds is dat te wijten aan andere factoren zoals slaap, voeding, leeftijd of gender. Maar het onderzoek van Henry Chung toont aan dat vooral de genen bepalen hoe snel ons lichaam reageert op een work-out.

Uithoudingsgen of krachtgen?

In totaal vonden de wetenschappers 13 genen die beïnvloeden hoe snel je lichaam zich aanpast aan de sport. In het tijdschrift The Conversation legt Chung het als volgt uit: «Van het ACE-gen zijn er twee types: ACE I en ACE D. Dat gen is gelinkt aan cardiorespiratoire fitheid en cardiofitness, aangezien het een rol speelt in het leveren van zuurstof aan ons lichaamsweefsel en in het reguleren van onze bloeddruk.»

Welk type van het ACE-gen je hebt zal bepalen welke aanpassingen je lichaam maakt: «Als je het ACE I-gen hebt, is je lichaam meer geschikt voor sporten waarin uithouding een rol speelt, terwijl als je een ACE D-gen hebt je meer geschikt bent voor sporten waarbij kracht en sterkte een rol spelen, aangezien dat gen minder goed is in het reguleren van bloeddruk en zuurstof.»

Slechte genen? Niet getreurd!

Toch benadrukken ze dat als je niet de juiste genen hebt, je nog steeds geen uitvlucht hebt om op de bank te hangen: «Wij ontdekten dat bijna iedereen betekenisvolle verbeteringen zag in hun fitheid als ze drie keer per week sportten voor twaalf weken lang, ongeacht hun genen. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat iedereens conditie kan verbeteren zelfs als je niet de gewenste genen hebt!»

Chung zegt dat de resultaten vooral interessant zijn voor professionele atleten die via genonderzoek te weten kunnen komen op welke vlakken – cardiorespiratoire, spiermassa, ... – ze gemakkelijk kunnen verbeteren. Gewone sporters moeten hun keuze van work-out niet laten afhangen van hun genen, zegt Chung: «Het onderzoek zegt enkel dat mensen met bepaalde genen misschien wat harder zullen moeten werken dan andere om gelijkaardige adaptaties te zien.»