Zakia Khattabi: «Na een nieuwe COP zullen we weer teleurgesteld zijn»

Naar aanleiding van de Wereldklimaatdag sprak Metro met federaal minister van Klimaat en Leefmilieu Zakia Khattabi (Ecolo). Nu 2022 met rasse schreden nadert is dit het moment om de balans op te maken van de vorderingen die het afgelopen jaar zijn gemaakt.

door
Oriane Renette
Leestijd 6 min.

Iets meer dan een jaar na haar aantreden als minister van Klimaat en Leefmilieu beschouwt Zakia Khattabi klimaatgovernance als een van de meest fundamentele stappen vooruit die Vivaldi heeft gezet. «Dit vormt de fundering voor een geloofwaardig klimaatbeleid. Voortaan worden alle federale hefbomen aangesproken om CO2-uitstoot drastisch te vermidneren. Eindelijk wordt er afgestapt van een silobenadering, van een klimaatbeleid met de natte vinger», benadrukt de groene politica. «Er is vandaag dringend nood aan een geïntegreerde aanpak voor de sturing van ons overheidsbeleid, zowel nationaal als internationaal.»

Is de COP26 daarin tekortgeschoten?

«We zullen altijd teleurgesteld zijn van COP tot COP indien er niet eerst gezamenlijk een verandering van economisch paradigma wordt besproken om te evolueren naar een veerkrachtig model, dat is mijn overtuiging. En indien niet collectief wordt bepaald hoe de noodzakelijke uitstootvermindering te rijmen valt met de ontwikkeling van de groeilanden. De klimaatuitdaging schuilt in de gevolgen van vooraf gemaakte keuzes die niet opnieuw in vraag worden gesteld. Het valt niet te beurt aan andere fora (Internationaal Monetair Fonds, Wereldhandelsorganisatie, enzovoort) om dit te bespreken. We moeten deze klimaatverandering resoluut bij de wortel aanpakken en niet langer onze toevlucht zoeken in tijdelijke lapmiddelen. De op federaal niveau ingeschakelde hefbomen dienen ook internationaal te worden ingezet als we onze resultaten willen bereiken en willen zorgen voor een rechtvaardige overgang.»

Kan België een rol op zich nemen om een dergelijke klimaatgovernance internationaal uit te dragen?

«Er is voor ons zeker een rol weggelegd binnen de Europese Unie. Gemakkelijk is dat niet, maar het is al niet anders in België. De bevoegdheden zijn in België zodanig georganiseerd dat de meeste onderwerpen die een weerslag hebben op het klimaat in handen zijn van mijn collega’s van fiscaliteit, economie, energie, mobiliteit, enzovoort. In het publieke debat wordt het belang van een geïntegreerd beleid niet naar waarde ingeschat: de klimaatuitdaging is een transversale uitdaging, er moet afgestapt worden van een silobenadering. We kunnen niet voort blijven vervuilen en verspillen zoals we nu bezig zijn terwijl we voor onszelf ambitieuze doelen stellen. Dit is zinloos en tot mislukken gedoemd. Er is nood aan een diepgaande mentaliteitswijziging.»

U hebt geen greep op de functionele dossiers. Om het een beetje karikaturaal te stellen, u bepaalt de doelstellingen en anderen moeten die hard maken?

«Als minister van Klimaat moet ik de collectieve doelstelling behalen die de federale overheid heeft vastgelegd [een vermindering van de uitstoot van broeikasgas met 55% tegen 2030, n.v.d.r.]; ik heb een plan, dat niet openbaar werd gemaakt, voor het klimaatbeleid op tafel gelegd. Deze richtlijnen kunnen werken als iedereen in zijn of haar bevoegdheidsdomein verantwoordelijk wordt gesteld voor die doelstelling. Mijn collega’s hebben elk een roadmap en weten wat hen te doen staat.»

Er zijn in het verleden al doelen gesteld die echter niet werden behaald. Uit het jongste OESO-rapport blijkt dat België niet op schema ligt om de uitstoot van broeikasgassen te doen dalen.

«Precies daarom had ik het over een natte vingerbeleid. Men bepaalde doelstellingen zonder concrete plannen aan te reiken. Hier wordt de sturing van het klimaatbeleid aan heel duidelijke doelstellingen gekoppeld en gaat ze gepaard met roadmaps en met maatregelen die al op tafel liggen. Er is ook een tijdlijn aangegeven en om de zes maanden komen er interne evaluaties. Het debat wordt bovendien opengetrokken: elk jaar zal een stand van zaken worden voorgelegd aan het parlement.»

Kan u bijgevolg beloven dat België tegen het einde van de regeerperiode op de goede weg is?

«Het meerderheidsakkoord laat er geen twijfel over bestaan: de federale regering zal de maatregelen nemen waarvoor zij bevoegd is om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55% te verminderen. Met wat er vandaag op tafel ligt, moet de uitgestippelde koers, wanneer die wordt aangehouden, ervoor zorgen dat de beoogde -55% wordt gehaald voor de federale hefbomen. Technisch gezien is dit mogelijk.»

Hoe valt zo’n groene overgang te rijmen met economisch herstel na COVID-19?

«Dit herstel biedt een uitgelezen kans als de middelen worden ingezet op de juiste keuzes, en niet op de keuzes uit het verleden. In het kader van het federale herstelplan heb ik bijvoorbeeld, samen met mijn collega Dermagne [minister van Economie, PS], een ontwerp rond circulaire economie op tafel gelegd. Het is aan ons, politici, om een nieuwe richting uit te durven gaan. Met betrekking tot de klimaatkwestie verschuilt men zich soms achter technische of wetenschappelijke argumenten terwijl het bij uitstek om politieke keuzes gaat.»

Denkt u daarbij aan een specifiek dossier?

«Ja, aan het dossier rond de duurzaamheid van onze fiscaliteit. Samen met mijn collega Vincent Van Peteghem [CD&V] maak ik er werk van om de subsidies voor fossiele brandstoffen te verlagen. Dat is een bewuste keuze.»

Het is een kwestie van politieke wil?

«Zeker weten. Het is vandaag de dag duidelijk dat het klimaat een prioriteit is, als we drama’s willen vermijden. Iedereen heeft nog de beelden van Wallonië van afgelopen zomer voor ogen. Het klimaat links laten liggen houdt simpelweg geen steek. Het is niet alleen economische onzin, maar ook ecologische onzin. Het IPPC heeft ons in juli nogmaals op de kritieke aard van de situatie gewezen, maar ook aangegeven dat er nog een ‘window of opportunity’ is. Het is nog niet te laat, maar er mag niet langer enkel naar het BBP worden gekeken, aldus het IPPC. De welvaart van een Staat moet aan andere graadmeters getoetst worden, bijvoorbeeld de gezondheid. De indicatoren voor een geïndustrialiseerde wereld passen niet in een wereld zonder CO2. Vandaar dat ik aan het Federaal Planbureau en aan de Nationale Bank heb gevraagd om de klimaatuitdaging mee op te nemen in hun analyses. Het gaat om grondige structurele veranderingen. Spannend is het niet, maar het draagt wel bij tot een grotere efficiëntie.»

Hoe krijgt men de zekerheid dat nu al kwetsbare bevolkingsgroepen niet zullen lijden onder deze overgang?

«Men weet vandaag dat in de eerste plaats de kwetsbare bevolkingsgroepen het gelag betalen voor het nietsdoen en er de eerste slachtoffers van zijn. Precies voor hen is de transitie noodzakelijk. Daarnaast moeten zij extra begeleid worden. De federale overheid belooft alle opbrengsten van een milieufiscaliteit in te zetten om gezinnen en bedrijven bij te staan in de stap naar groene energie, door bijvoorbeeld kantoren energiezuiniger te maken. Het komt neer op een globale aanpak waarbij alle beleidsvlakken worden ingeschakeld, ook het budgettaire.»

Nog even terug naar de COP: het ontbreken van een Belgisch akkoord heeft ook voor de nodige teleurstelling gezorgd. Wat is uw analyse daarvan achteraf gezien?

«Ik betreur uiteraard dat er geen akkoord was. Het is een teleurstelling, maar het kon ook niet anders aflopen: we waren al op de COP toen de Vlaamse regering met een akkoord kwam over haar roadmap. Omdat eerst een analyse moest worden gemaakt van hetgeen er op tafel lag, konden de onderhandelingen moeilijk worden aangevat. Niet het akkoord op zich is mislukt, maar het kwam ruim te laat voor de COP. Het akkoord moet rechtvaardig zijn voor iedereen, daar gaat het voor mij om. Sinds de COP hebben we echter niet stilgezeten. Hoe dan ook, de reputatie van België werd internationaal niet door het slijk gehaald vermits ons land, als lid van de Europese Unie, de opschaling van de Europese ambitie heeft gesteund.»