Vrouwen in filmsector ervaren nog steeds genderongelijkheid, stelt onderzoek

Vrouwen die werken in de Vlaamse filmsector getuigen dat er op het terrein nog steeds sprake is van genderongelijkheid. Dat blijkt uit een onderzoek van VUB-communicatiewetenschapper Ynske De Neve, onder leiding van professor Kevin Smets. Om komaf te maken met die ongelijkheid zijn er volgens de onderzoekers meer rolmodellen en regulering nodig.

door
Belga
Leestijd 2 min.

Voor haar masterproef nam De Neve tien interviews af met vrouwen uit de Vlaamse filmwereld, van producenten tot regisseurs en cameravrouwen, sprak ze met drie organisaties die zich inzetten voor gendergelijkheid (REPRESENT, WIFTM en WANDA Collective) en analyseerde ze beleidsdocumenten. Uit die gesprekken kwam een vast patroon terug. De aanwezigheid van vrouwen blijft stereotiep, al gaat het ook verder dan dat.

«Vrouwen zijn bijvoorbeeld vertegenwoordigd als kostuumdesigner, maar zijn bijna nooit scenarist of regisseur», vertelt VUB-professor Smets. «Wat zij ook aan het licht brengen gaat over subtiele dingen die zij aanvoelen, zoals werk dat meer wordt beoordeeld op criteria zoals het uiterlijk en het krijgen van commentaren op werk- en privérelaties. Dat zijn dingen die je minder tastbaar in cijfers kan zien.»

«Meisje»

Een opvallende vaststelling zijn de infantiliteiten waarmee vrouwen worden geconfronteerd. Ze worden nog vaak aangesproken als «meisje», «dingske» of «mieke» en worden zo als minderwaardig weggezet. De geïnterviewde personen brengen zelf twee directe oplossingen aan.

«Enerzijds is er nood aan vrouwelijke rolmodellen, bijvoorbeeld binnen het curriculum en onder de docenten in de filmscholen of de zichtbaarheid van vrouwelijke regisseurs in de media. Anderzijds klinkt ook een roep om regulering. Concreet geven de vrouwen aan dat het invoeren van quota allicht de enige manier is om oude machtsstructuren te doorbreken», aldus De Neve.