België verliest war for talent

België werd het voorbije jaar heel wat minder aantrekkelijk voor internationaal talent, dat we nochtans nodig hebben om knelpuntberoepen in te vullen. Vorig jaar stond ons land nog op plaats drie, dit jaar is dat pas plaats elf. Dat blijkt uit een studie van de IMD Business School.
door
afrodite.trevlopoulos
Leestijd 2 min.

Voor het vijfde jaar op rij gaat Zwitserland aan de haal met de eerste plaats in de ‘World Talent Ranking'. Die lijst rangschikt de meest aantrekkelijke landen voor internationaal talent op de werkvloer volgens drie categorieën: investeringen en ontwikkeling, aantrekkelijkheid, en efficiëntie in het onderwijs. Buurland Nederland behaalt de vijfde plaats, Luxemburg is negende en Duitsland strandt op plaats tien. België moet het stellen met de elfde plek. Die plaats staat in schril contrast met vorig jaar, toen België nog een podiumplaats behaalde als derde.

De lagere score ligt volgens het rapport vooral aan een gebrek aan investeringen en ontwikkelingen. Met ons onderwijs zit het dan wel weer goed. Er zijn voldoende leerkrachten, de overheid investeert voldoende en aan goed opgeleide managers hebben we geen gebrek. Maar daar eindigt het niet: er zijn eveneens investeringen nodig in opleidingen na de schoolcarrière. Eerder onderzoek van Eurostat wijst namelijk uit dat België ondermaats scoort op het gebied van levenslang leren. Slechts 9,7% van de Belgische beroepsbevolking doet aan bijscholing na de studies. Dat cijfer ligt aanzienlijk lager dan in onze buurlanden Frankrijk en Nederland, waar meer dan 20% zich bijschoolt.

Levenslang leren

Joël Poilvache, directeur bij rekruteringsbureau Robert Half, legt uit. «De oprukkende automatisering zorgt voor een verschuiving in de benodigde profielen. Geautomatiseerde processen nemen bepaalde taken over, maar in tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, leidt automatisering van bedrijfsprocessen niet noodzakelijk tot minder jobs. Wel zullen we ons allemaal moeten heroriënteren en mee evolueren.»

Werkgevers én werknemers dragen hierbij een gedeelde verantwoordelijkheid, volgens Poilvache. «Iedereen moet zijn deel doen om de kenniskloof te overbruggen en zo de arbeidsmarkt voor te bereiden op de toekomst. Dat kan door, om te beginnen, te investeren in de juiste (om)scholing voor zowel de huidige als de toekomstige werknemers. Ook werknemers moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en aanvaarden dat ‘levenslang leren' niet enkel een voornemen mag zijn.»

Verder moeten opleidingen hun programma aanpassen aan de digitalisering. «Daarbij is er nood aan een nauwere samenwerking tussen de onderwijsinstellingen en bedrijven, bijvoorbeeld door verplichte stages in te voeren in alle opleidingen. Dat biedt studenten de mogelijkheid veel meer relevante ervaring op te doen voor ze worden losgelaten in de echte wereld. Laat hen proeven van wat ze kunnen verwachten, en wat er van hen wordt verwacht», besluit Poilvache.