"Nieuwe technologieën kunnen ten gunste van de ontwikkeling worden ingezet"

De afgelopen weken organiseerde het ontwikkelingsagentschap Enabel hackathons in Senegal, Niger, Palestina, Marokko en Oeganda. “Jonge ondernemers kunnen interessante oplossingen aanreiken om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) te verwezenlijken die de VN vooropstellen”, vindt minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo (Open Vld).
door
Janne
Leestijd 3 min.

Waarom hackathons op het gebied van ontwikkelingssamenwerking?

“De digitale en technologische ontwikkeling is het aanzien van de ontwikkelingslanden aan het veranderen. Dat wijzigt de hele noord-zuidverhouding. Er is geen sprake meer van eenrichtingsverkeer waarbij het Noorden zijn oplossingen aan het Zuiden aanbiedt, maar wel van tweerichtingsverkeer waarbij oplossingen in de ontwikkelingslanden zelf tot stand komen. Die oplossingen kunnen ons in het noorden ook interesseren.”

Zijn die oplossing dan beter op de behoeften afgestemd?

“Ze voldoen beter aan de behoeften omdat ze ontwikkeld worden door de betrokkenen zelf. Je mag niet vergeten dat de landen meestal staten zijn met specifieke verplichtingen. Ze hebben met name een informele economie zonder gevestigd financieel systeem. Dat houdt in dat een bankrekening niet voor iedereen toegankelijk is. Er moeten dus oplossingen gevonden worden die op deze realiteit zijn afgestemd.”

Meerdere ontwikkelingslanden hebben dit probleem dankzij mobiele betalingen opgelost.

“Het is niet in Europa en de Verenigde Staten dat het fenomeen van mobiele betalingen het meest toeneemt, maar wel in Kenia en Bengladesh. Kijk ook maar naar wat er gebeurt op het gebied van gezondheid op afstand. In België willen we dat niet. In Rwanda en Tanzania vinden er al consultaties via Skype plaats. Dat beantwoordt aan de lokale situatie, waarbij er niet altijd voldoende artsen in alle streken van het land aanwezig zijn. Door de toenemende toegang tot technologieën ontstaat er een waaier van lokale oplossingen om te voldoen aan zeer specifieke problemen.”

Hoe kan de technologie helpen bij het oplossen van problemen zoals ondervoeding, waarvan de bestrijding een van de SDG's is?

“Er zijn meestal problemen met de familiale landbouw. Omwille van een te lage productiviteit slaagt men er met de opbrengst niet in om de producentenfamilies het hele jaar van voedsel te voorzien. Het is voortaan mogelijk om landbouwers bijvoorbeeld een sms te sturen om hen over de weersomstandigheden te informeren zodat ze hun werk daarop kunnen afstemmen en op het beste moment kunnen planten, of om hen aan te geven wanneer ze kunnen bemesten. Men kan ook de productiviteit en bijgevolg het leefcomfort van die mensen verbeteren. En als ik het heb over een productiviteitsverhoging, dan gaat dat niet over een stijging van 10 of 20%, maar wel over een vermenigvuldiging met een factor twee of drie.”

In bepaalde landen wordt het gebruik van technologieën beperkt door het elektriciteitstekort ...

“Dat is inderdaad een probleem. In heel wat ontwikkelingslanden is een geen uitgebreid elektriciteitsnet. Ook daar hebben lokale ondernemers aangepaste oplossingen bedacht. Ze hebben zelfs een stap overgeslagen in vergelijking met wat we in Europa doen, omdat ze rechtstreeks een gedecentraliseerd net uitbouwen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om op krediet een klein zonnepaneel aan te kopen dat volstaat om het huis te verlichten en een telefoon op te laden. De gebruiker betaalt elke dag terug via zijn beltegoed. Kan hij niet betalen, dan werkt het systeem niet. Zodra de gebruiker opnieuw betaalt, werkt het systeem weer. Je zou kunnen zeggen dat licht hebben niet volstaat. Dat klopt, maar dat kan alles veranderen in een gezin. Licht zorgt ervoor dat de kinderen ‘s avonds hun huiswerk kunnen maken, dat het gezinsleven doorgaat als het donker is, dat er meer veiligheid is ...”

Zit er dus toekomst in de nieuwe technologieën, zelfs in de ontwikkelingslanden?

“De digitale revolutie is een bron van nieuwe kansen om de ontwikkelingsgerelateerde uitdagingen anders en beter aan te gaan. Dat zorgt voor andere spelers in de ontwikkelingssamenwerking en dat is goed, want we hebben iedereen nodig om de door de VN vastgelegde duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen te halen.”

Camille Goret