Daarom duurt de heenreis altijd langer dan de terugreis

Wie na een deugddoende vakantie richting huis keert, heeft vaak de indruk dat de terugweg beter opschiet dan de heenweg. Hoe komt dit? Twee Nederlandse psychologen zochten een wetenschappelijk antwoord.
door
Mare
Leestijd 2 min.

“Dit ligt vooral aan verkeerde verwachtingspatronen”, klinkt het bij de Nederlandse wetenschapper Niels van de Ven in Het Laatste Nieuws. “Mensen onderschatten de reistijd, waardoor ze een pak later aankomen dan verwacht. Hierdoor ontstaat de indruk dat je heel lang onderweg bent geweest. Bij de terugreis werkt het mechanisme omgekeerd”, aldus de psycholoog van de Universiteit van Tilburg.

Inschattingsfout

Om tot die conclusie te komen onderzocht van de Ven samen met zijn collega Leon van Rijswijk zo'n 360 proefpersonen. Zij gingen bijvoorbeeld met de bus naar de Efteling, of maakten een fietstocht naar het bos. Nadien gaven zij aan dat de terugreis naar hun gevoel tot wel 22 procent korter was. Hoe fouter de reisduur van de heenweg werd ingeschat, hoe kort de terugreis werd in hun hoofd. Het maakte daarbij geen verschil of er op de terugweg geopteerd werd voor een andere route.

Vermoeidheid

Volgens Douwe Draaisma, hoogleraar geschiedenis van de psychologie in Groningen, speelt ook nog een andere factor een rol: vermoeidheid. “Als je fris bent, dan sla je meer op in je geheugen dan wanneer je vermoeid bent. En mensen schatten een beleefde tijdsduur meestal in aan de hand van de hoeveelheid opgeslagen herinneringen. Ook daarom lijkt de heenreis langer dan de terugreis.”

Ongeduld

Veel reizigers kijken heel erg uit om op hun bestemming te arriveren, waardoor de weg ernaar toe een pak langer lijkt te duren. Op de terugreis is dat enthousiasme om naar huis te keren heel wat minder.