Andrew Haigh: "Regisseurs zijn ook maar mensen"

‘Lean on Pete' gaat over de bijzondere vriendschap tussen een verdwaalde tiener en een renpaard op het einde van zijn carrière. Met zijn vorige film ‘45 Years', een intiem liefdesportret met Charlotte Rampling, had hij ons al ontroerd. En dus gingen we met de Britse regisseur Andrew Haigh praten over zijn eerste Amerikaanse productie.
door
Axelle.Lot
Leestijd 2 min.

‘Lean on Pete' is je derde film, maar voor je regisseur werd, heb je lang gewerkt als monteur, onder meer voor ‘Gladiator' van Ridley Scott... Wat heb je daar geleerd?

Andrew Haigh: "Voor ik aan mijn eigen films begon, heb ik eerst tien jaar gewerkt aan die van anderen, als assistent en monteur. Die job in de coulissen heeft me helpen ontdekken welk soort films ik zelf wou maken. Ik wil zoveel mogelijk controle, iets wat je niet hebt als je met grote budgetten werkt. Dus ik regisseer vooral goedkopere films (lacht). Maar grote of kleine productie, de beslissingen zijn uiteindelijk dezelfde. Net daarom is het zo interessant een regisseur aan het werk te zien. Angst, stress, twijfel… het heeft me doen beseffen dat zij ook maar mensen zijn die gewoon hun job proberen te doen."

Zien dat zelfs Ridley Scott strest, is dus geruststellend...

"Absoluut!"

Welke link is er tussen deze film en je vorige?

"Ik zou geen film kunnen regisseren als er geen persoonlijke link is. Ook al woon ik niet in Amerika en is het verhaal van Charley niet het mijne, het boek (waarop de film gebaseerd is) heeft me ontroerd. Ik herken er mezelf in. Het gaat over onderwerpen die in mijn vorige films ook aan bod komen. De personages in ‘Weekend' en Kate (Charlotte Rampling) in ‘45 Years' worstelen met eenzaamheid en vinden moeilijk hun plaats in de wereld. De stabiliteit die ze tot dan gekend hebben, stort in en ze proberen aan de volgende etappe van hun leven te beginnen."

Foto R.V.

Heb je zelf zulke momenten beleefd?

"Tuurlijk. Ik denk dat dat een universeel gevoel is. We staan allemaal op de rand van de ellende (lacht). Ons hele leven zoeken we dingen om te doen en mensen om tijd mee door te brengen. Vrienden, een gezin, een partner... Ons minder alleen voelen, wordt onze drijfkracht. Iedereen kan zich herkennen in mijn films."

Als voorbereiding ben je een tijdje in Oregon gaan wonen...

"Een paar maanden, ja. Ik ging naar paardenraces kijken en heb met jockeys gepraat. Het is een wereld waarover weinig bekend is. Een echte community, al generaties lang. Ik heb een roadtrip gemaakt door de streek en de eerste versie van het scenario in motelkamers geschreven. Dat was niet alleen een geweldige ervaring, het heeft me ook geholpen om die wereld beter te begrijpen."

Wat vond je van Charlie, de acteur die Charley speelt?

"Tijdens de audities zagen we meteen dat hij erg goed was. Hij is heel volwassen voor zijn leeftijd en heeft het personage op een doordachte en gevoelige manier benaderd. Dat was precies wat ik wou: niet het cliché van de Amerikaanse tiener, maar iemand met een onschuldig kantje. Charlie was perfect."

R.V.

Het feit dat hij de prijs voor beste jonge acteur won op het Filmfestival van Venetië was dus een mooie beloning...

"Absoluut. Hij was zo blij… Heel leuk om te zien. Ik denk dat hij een veelbelovende toekomst heeft. Hij weet al welk soort films hij wil maken."

Hoe is Steve Buscemi (‘Reservoir Dogs', ‘Fargo', ‘Boardwalk Empire') betrokken geraakt bij de film? En is hij even grappig als de camera af staat?

"O ja (lacht). Ik heb hem het scenario opgestuurd en hij vond het meteen goed. Steve is heel intelligent en heeft een goeie smaak. Kijk maar naar zijn cv! Als je zijn rollen ziet, zou je denken dat hij excentriek is. Maar dat is helemaal niet zo. Hij is heel rustig en respectvol...Een superleuke kerel en geweldig om mee samen te werken. Net als Chloë Sevigny (‘Boys Don't Cry', ‘American Psycho') trouwens, een actrice die me altijd al gefascineerd heeft. En ze heeft heel makkelijk haar plaats gevonden. Dat vind ik zo leuk aan haar: ze slaagt er altijd in geloofwaardig over te komen, zelfs als jockey in Oregon!"

Foto R.V.

Elli Mastorou