Nieuwe verkiezingen in Venezuela na referendum tegen Maduro zeer onwaarschijnlijk

door
Belga
Leestijd 2 min.

Het referendum over een mogelijke afzetting van de Venezolaanse president Nicolas Maduro zal waarschijnlijk pas plaatsvinden na 10 januari 2017, een belangrijke deadline die de oppositie had vooropgesteld. De verkiezingsautoriteiten hebben dinsdag namelijk gemeld dat de volgende fase van het proces om tot een referendum te komen niet voor eind oktober van start zal gaan. Daardoor slinkt de hoop van de oppositie om na een succesvol referendum nieuwe verkiezingen te organiseren. De voorzitter van de verkiezingscommissie verklaarde dinsdag dat het nog tot oktober zal duren vooraleer de technische en logistieke voorwaarden vervuld zijn voor de volgende stap, waarbij de voorstanders van het referendum de handtekeningen moeten verzamelen van 20 procent van de kiesgerechtigden, wat neerkomt op 4 miljoen mensen.

Oppositiecoalitie Mesa de la Unidad Democratica (MUD) had eerder laten weten dat ze later deze maand wilde beginnen met het verzamelen van de handtekeningen. Ze beschuldigt de verkiezingsautoriteiten ervan het proces rond het referendum moedwillig te vertragen.

Volgens de Venezolaanse grondwet moet het referendum georganiseerd worden binnen de 90 dagen nadat het vereiste aantal handtekeningen verzameld werden. Het is voor de oppositie echter zeer belangrijk dat de volksraadpleging plaatsvindt voor 10 januari van volgend jaar, omdat er in dat geval nieuwe verkiezingen georganiseerd zullen worden indien gestemd wordt voor een afzetting van de president. Indien het referendum later plaatsvindt, zal Maduro's vicepresident aan de macht komen, wat betekent dat de socialistische partij aan de macht blijft tot het einde van de ambtstermijn van de huidige president in januari 2019.

De oppositie heeft opgeroepen tot een nationale manifestatie voor het referendum op 1 september. MUD-leider Jesus Torrealba verklaarde al dat het referendum hoe dan ook georganiseerd zal worden in 2016.

Venezuela lijdt al maanden onder een politieke en economische crisis, door economisch wanbeheer, een torenhoge inflatie en de val van de olieprijzen. Dat leidde tot grote tekorten aan levensmiddelen in heel het land. De oppositie en de regering beschuldigen elkaar ervan daarvoor verantwoordelijk te zijn.

bron: Belga