Voorgeproefd - Kruis en Munt

door
Rufus
Leestijd 4 min.

Lees de voorpublicatie van 'Kruis en Munt'

 

De fotoflitsen van de politiemensen vulden de kamer met een ijskoud licht.

Isabel hoorde hoe een van de gendarmes in een microfoontje bromde: ‘In het bed een plastic vacuümzak met daarin een stuk vlees.'

‘Geen vlees maar orgaan', prevelde ze voor zich uit. ‘Milt, het is een milt.' Ze probeerde op te staan, maar zakte onmiddellijk door haar trillende benen, op de sofa. ‘Milt!' zei ze luider. ‘Het is een vacuümverpakte milt!'

De vrouwelijke gendarme die naast haar zat en daarnet een laken over haar naakte schouders had gedrapeerd, suste: ‘Kalm maar, mevrouw, nog even en de politiearts is er. Die zal u zeker wel iets kalmerends kunnen geven.'

Met haar benen opgetrokken en haar armen rond haar knieën staarde Isabel voor zich uit en prevelde, alsof het een soort mantra betrof: ‘Milt, het is een milt, het is een milt…'

De gendarme aarzelde even en legde dan een hand op haar schouder. ‘Kalm maar, mevrouw, kalm maar.' Toen vroeg ze Isabel: ‘Bent u arts misschien? Kent u iets van anatomie?'

Isabel draaide haar asgrauwe gezicht naar de politiedame en zei: ‘Ik ben een chef. Ik weet waarover ik praat, ik ken elk stuk vlees, elk bot en elk orgaan. Het is een milt.' En dan plots angstig: ‘Het is zíjn milt?'

De gendarme schudde het hoofd en klikte sussend met haar tong.

De kamer leek zich met alsmaar meer mensen te vullen, in het blauw en in gewone kleding. Ondertussen waren er een statief en spots bij gehaald, wat de ruimte iets van een goedkope filmset gaf.

Er kwam een man met twee grote tassen binnen. Hij keek even rond en zette de tassen toen op de rand van het grote bed. Isabel zag hoe enkele gendarmes elkaar met de wenkbrauwen

fronsend aankeken.

De man opende een van de tassen en haalde er een witte doktersjas uit. Vervolgens trok hij ellebooglange blauwe latexhandschoenen aan, opende de tweede tas en ging naar de andere kant van het bed.

‘Wel, wel,' hoorde Isabel hem gewichtig zeggen, ‘wat hebben we nu weer?' De arts vroeg aan een van de gendarmes om de spot wat meer op de plastic zak in het bed te richten.

Hij nam twee grote plastic pincetten, greep de verpakking bij twee hoeken vast en hief het geheel omhoog, tegen het licht van de spot.

‘Ja ja, een mens zou zeggen…' Op dat ogenblik verloren de pincetten hun greep.

Toen het pak de matras van het bed raakte, botste het enkele keren omhoog, als een rubberen bal die op de grond stuitert.

Connard', hoorde Isabel een van de gendarmes door zijn opeengeklemde tanden grommen.

De politiearts ging doodgemoedereerd verder: ‘Stevige verpakking, dat wel.' Vervolgens schraapte hij zijn keel en zei, dermate hard alsof het de bedoeling was dat de hele kamer het goed kon horen: ‘Het gaat hier om orgaanvlees.' Om dan wat aarzelend te vervolgen: ‘De typische kleur,

de consistentie, mijns inziens gaat het hier waarschijnlijk om…'

‘Het is een milt', onderbrak Isabel hem zonder op te kijken.

‘Correct!' reageerde de arts opgewekt terwijl hij zich omdraaide.

Toen hij Isabel zag zitten en recht in de ogen van de hoofdschuddende vrouwelijke gendarme keek, draaide hij zich snel weer om. Dan mompelde hij iets over een koelbox in de wagen en stuurde een van de gendarmes naar beneden.

 

Toen de vacuümverpakte milt eenmaal correct was opgeborgen, duurde het nog maar enkele minuten tot de rust in kamer 202 van hotel L'Olivier was weergekeerd. Een vijftal gendarmes was met de box, de lichtinstallatie en de fototoestellen weggegaan en de arts richtte zich tot Isabel en de

gendarme.

Terwijl hij in zijn tas zocht, mompelde hij: ‘Iets kalmerends dus.'

Toen Isabel zag dat de arts nog steeds dezelfde blauwe handschoenen droeg, weigerde ze het kalmerende spuitje resoluut en beet ze hem vermoeid toe dat hij haar met rust

moest laten.

De arts zette met een beledigde blik een doosje pillen op tafel en vertrok.

Na heel wat aandringen kreeg de vrouwelijke gendarme Isabel zover dat deze een tweetal pillen doorslikte, waarna ze zich langzaam rustiger voelde worden.

‘Als u het goed vindt, zou ik u nu graag een aantal vragen stellen', zei de gendarme terwijl ze een ouderwets notitieboekje uit haar zak opdiepte.

Vanuit de badkamer dook onverwacht nog een laatste politieman op. Hij droeg een grote platte plastic kist en zei tegen de gendarme: ‘Adjudant Pereira, alle sporen en stalen in de kamer en badkamer zijn genomen. Vertrek ik nu naar het lab?'

De adjudant knikte, stond op en sloot de deur van de hotelkamer. Ze ging weer tegenover Isabel zitten, schonk zichzelf en haar een glas water in en nam haar balpen.

‘Bon, mevrouw Sax. Laten we nu eens rustig een poging doen om de dingen die vandaag gebeurd zijn op een rij te zetten.'

 

Koen Strobbe, Kruis en munt