Narwal wellicht gestorven door verhongering

door
Belga
Leestijd 2 min.

De narwal die op 27 april dood aangetroffen werd in de Schelde nabij Bornem, is wellicht gestorven door verhongering. Uit de autopsie, door wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en de Universiteiten van Gent en Luik, blijkt ook dat het arctische zeezoogdier allicht levend de Schelde opgezwommen is. De hypothese van verhongering lijkt aanvaardbaar, onder meer omdat de narwal tot vele duizenden kilometers van zijn normale verspreidingsgebied afgedwaald was. "Het dier had geen voedselresten in de maag, maar wel stukjes plastic en geërodeerd drijfhout", verduidelijkt marien bioloog Jan Haelters (KBIN). "Die komen geconcentreerd voor in bepaalde delen van de Schelde, een mogelijke aanwijzing dat de tandwalvis niet in de Noordzee aan zijn einde kwam, maar de Schelde nog is opgezwommen en daar kort nadien stierf. Het dier was al één tot twee weken dood voor het door twee wandelaars ontdekt werd aan de sluis van Wintam, nabij Bornem."

Voorts toonde de autopsie aan dat het dier hartproblemen had en een vergrote schildklier. Er volgen nog onderzoeken, onder meer naar de aanwezigheid van parasieten. De gestrande narwal was een jong mannetje van 3,04 meter lang, met een omtrek van 1,81 meter en een slagtand van 70 cm. Het dier woog 290 kilo, meer dat is volgens de wetenschappers ruim 150 kilo te weinig voor een dier van die lengte.

Omdat de narwal in verregaande staat van ontbinding verkeerde, was het moeilijk om een doodsoorzaak zwart-op-wit vast te stellen. Sporen van een aanvaring werden niet gevonden. De wetenschappers vermoeden dat de stranding de meest zuidelijke waarneming ooit is in Europa, doorgaans blijven narwallen ten noorden van 70 graden noorderbreedte, in de Arctische wateren van Rusland, Groenland en Canada. Het KBIN zal het skelet in haar collecties bewaren.

bron: Belga