Voorgeproefd Point Nemo en het drijvende eiland

door
Rufus
Leestijd 3 min.

Clawdia en doctor Mardrus deden de ene eindeloze tarotsessie na de andere, waarbij ze hun successieve trekkingen ijverig interpreteerden alsof hun leven ervan afhing. Grimod ijsbeerde over het dek, somber maar wel met aandacht voor het evenwicht van Verity, die aan zijn arm hing. Litterbag, nog steeds een beetje groen, zat in zijn hoekje te tobben.

Het spel is over, schaakmat, dacht Canterel, toen hij zag dat Holmes zijn lege fles op het schampdek legde.

De zonsondergang bood hun een schitterende afleiding. In een glinsterende rode gloed dreef de wolkenmassa waar ze op af dobberden laag boven de horizon. Er was een kort moment dat het licht trilde en in de ruimte ertussen vertroebelde, zoals tijdens een luchtspiegeling, waarbij even het fictieve beeld van een verwoest atol verscheen, met de vage wrakstukken van een vergaan schip.

De ochtend van de volgende dag had de deining plaatsgemaakt voor een spiegel van kwikzilver, die alleen rimpelde door het langzaam afdrijvende schip. Een felle kou veranderde hun adem in stoomnevels, de zeilen hingen neer, stijf van de rijp. De witte rust strekte zich uit tot de hemel, en in die bleekheid hing iets van een onverbiddelijke waarschuwing.

Precies op het middaguur probeerde meneer Ward vergeefs de exacte hoogte van de zon te bepalen. Hij mopperde voor de vorm op de bemanning, spoorde hen aan het dek met meer overtuiging te schrobben en keerde toen weer terug naar zijn astronomische jaarboek,

niet zonder Grimod te hebben verzocht regelmatig de standen van de snelheidsmeter aan hem door te geven.

Hij verscheen weer tegen drie uur, met een ernstig gezicht, en vroeg

de passagiers om aandacht.

‘48° 50' Zuid 123° 20' West,' verkondigde hij, ‘als mijn schatting klopt zijn we er, of er niet ver vandaan, op een paar tellen na.'

‘Point Nemo?' vroeg Lady MacRae.

‘Ja, mevrouw. De menselijke wezens die het minst ver van ons verwijderd zijn, bevinden zich op 2600 kilometer van dit schip. Dan heb ik het over de levenden. Er zijn er die dichterbij zijn, maar hun gemummificeerde lijken drijven al dertig jaar 410 kilometer ten noorden van

ons.'

‘Waar hebt u het over?' wond Canterel zich op.

‘Over de astronauten van het iss,' antwoordde hij, en hij sloeg snel een kruis.

Er viel even een stilte bij de herinnering aan die ramp. Daarna nam Sanglard het woord.

‘Wetenschappelijk gezien heb ik alles gedaan wat menselijkerwijs mogelijk is,' zei hij, met een teleurgestelde blik op zijn instrumenten. ‘Als deze heren ermee instemmen, stel ik dus voor onze route naar het noorden te hernemen, zodra de wind ons weer gunstig gezind is.'

Holmes en Canterel hoefden niet met elkaar te overleggen om met een licht knikje akkoord te gaan, maar Grimod leek ineens wanhopig en tuurde met een ongelukkig gezicht naar de oceaan om zich heen. Precies op dat moment stootte het schip ergens tegenaan, schuurde

met de romp over een onzichtbare ondiepte en kwam vervolgens zachtjes een paar graden scheef te liggen, alsof het op een zandbank was gelopen.

Vrijwel tegelijkertijd vond er een herhaling plaats van het verschijnsel dat ze de vorige avond hadden waargenomen. Een lichte golving trok opeens door hemel en zee, het beeld splitste zich rafelend in tweeën, trilde, vervormde door een interferentie-effect en werd toen stabiel.

Er was een paarse lichtflits, en op de plaats waar een paar tellen tevoren niets was, onderscheidden hun ogen de contouren van een eiland.

Op een meter of honderd van de Black Orpheus glooide de kust met afgesleten heuvels, bedekt met schaarse begroeiing. Onder wisselend gekwetter van vogels namen ze zeehonden en pinguïns waar. Vlak bij de waterkant bewogen traag donkere schepsels, gepantserd met schubben, hun gespleten, roze tong uitgestoken naar het schip.

‘Dinosauriërs!' schreeuwde Holmes, met een opgetrokken wenkbrauw boven zijn kijker.

‘Nee, helaas niet,' zei Sanglard, die op zijn beurt keek, ‘dat zijn hagedissen, enorme hagedissen. Komodovaranen, om precies te zijn, die hier niets te maken hebben, dat kunt u van mij aannemen…'

‘Nou, dat is dan tenminste iets wat we met elkaar gemeen hebben,' zei Canterel, en hij streek een lucifer aan voor de halve cigarillo die tussen zijn lippen dreigde te doven.