Voorgeproefd: Koude Oorlogsdromen

1988. De Koude Oorlog komt voor de naïeve student Ernst Borka erg dichtbij wanneer de politieke vluchteling György in zijn betonnen studentencomplex neerstrijkt. György is een enigmatische Hongaarse student die pas na het invallen van de duisternis zijn kamer verlaat. Beide jongemannen raken in de ban van een archeologe, die ze in het vrouwenblok aan de overzijde begluren. Ernst heeft weinig vertrouwen in zijn huisgenoot en begint de paranoïde György te schaduwen.
door
marketing
Leestijd 3 min.

Wanneer tien jaar na de van van de Muur het huwelijk van Ernst en de archeologe dreigt uiteen te vallen, probeert hij haar ervan te overtuigen dat György geen zelfmoord pleegde.

Alles was elf jaar voordien begonnen, tijdens mijn tweede week op Torres. Ik lag op het smalle eenpersoonsbed, ongeveer even breed als het bed waarin ik sinds onze proefscheiding slaap.

Camilo Torres was een grijs gebouw, vijf verdiepingen van gewapend beton. Het complex was genoemd naar de Colombiaanse pionier van de bevrijdingstheologie, die in de jaren vijftig sociologie studeerde aan dezelfde faculteit als ik en later als priester betrokken raakte in het gewapend verzet. Al tijdens zijn eerste militaire actie werd hij door twee kogels geraakt. Priesters kun je nooit met één enkel schot doden, las ik ergens. Ze geloven pas dat ze dood zijn wanneer ze verzuipen in hun eigen bloed.

Die nacht in bed, toen ik voor de zoveelste keer bedacht dat ik geen maagd meer wilde zijn op de dag des oordeels, hoorde ik het klakken van laarzen. Daarna het knarsen van de branddeur die toegang gaf tot het trappenhuis. Mijn kamer was de laatste in de vijftien kamers tellende gang van verdieping B5.

Ik hoorde de hakken stampen op de trap naar de gemeenschappelijke keuken, een halve verdieping boven de onze. Een vrouw, dacht ik. Ik probeerde me voor de geest te halen of er een meisjesstem achter de deur van een van mijn ganggenoten had geklonken. De hakken zouden snel terugkeren, meende ik, met een fles wijn en enkele glazen. Maar ze keerden niet terug.

Ik kroop in mijn jeans en sloop naar de keuken, waar ik muziek opving, feeërieke stemmen. Ik opende de keukendeur. Er hing een walm van sigarenrook. Op de eettafel stond een toestel dat ik nog nooit eerder had gezien – een draagbare cd-speler, zo bleek later. ‘Fallen angel', zongen de stemmen. ‘Can you see me. It is not just written in the sand.'

Vanuit de kookruimte achter de hoek met ijskasten rammelden lepels en steeg de geur van paprika op. Hij droeg een wit hemd waarvan de bovenste knopen openstonden. Daaronder een zwarte jeans en cowboylaarzen. De ogen in het brede hoofd waren gericht op een kom met daarin een bruingroene brij. Tussen zijn lippen bungelde een cigarillo.

Joeri snoof de paprikalucht op, tot hij me in zijn ooghoek opmerkte. De houten lepel viel. Hij sprong naar achteren, de ogen zo ver opengesperd dat ik vreesde dat ze in de pan zouden vallen.

‘Heilige Elisabeth, doe dat nooit meer', stamelde hij. En dan feller: ‘Nooit meer. Oké?'

De klank van zijn woorden smaakte vreemd. Ik besefte dat ook hij een nieuwe bewoner op de gang moest zijn.

‘De buitenlander', had ik enkele ganggenoten horen zeggen.

‘Ik ben Ernst.'

Joeri's gezicht ontspande.

‘Ernst? Zoals Max Ernst?'

Ik knikte, al wist ik niet over wie hij het had.

‘Zeg maar Joeri.'

Ik schatte hem een jaar of dertig.

Hij wees naar de pan.

‘Goulashsoep.'

Hij plukte de lepel van de vloer en hield die onder de kraan. Daarna duwde hij hem in de bruingroene pap.

‘Proef.'

Joeri hield de lepel voor mijn gezicht.

‘Warm…'

Heftig blies hij over de brij, waardoor er enkele erwten op zijn laarzen vielen.

‘Proef', zei hij opnieuw.

Ik had net besloten dat ik vegetariër zou worden, maar omdat ik zijn kookritueel had verstoord, hapte ik toe. Het proefde naar paprika en komijn, en het goedje had een weeë nasmaak van rundvlees, alsof er een jachtschotel in een pan paprikasoep was gevallen.

‘En?'

‘Lekker', loog ik.

Hij glunderde.

‘Ook een bord?'