Waarom we allemaal soms een 'brain fart' hebben

door
Roald
Leestijd 2 min.

Het overkomt ons ten minste twee keer per week. Je zit in het midden van een vergadering met je baas of je lost een kruiswoordpuzzel van Knack op of je typt een essay voor school en opeens weet je het woord niet meer dat je wilde zeggen. Je kent het wel. Je hebt het eerder gebruikt, maar het komt er gewoon niet uit. Er is een wetenschappelijke term voor dit fenomeen. Je ervaart een tip-of-the-tongue syndroom (TOT-syndroom) of, in een populaire term: 'een brain fart'.

Psycholoog William James was de eerste persoon die het TOT-syndroom beschreef in 1890. "Een soort van schim van het woord wenkt ons in een bepaalde richting en op het moment dat we voelen dat we het woord herinneren, zinken we terug weg zonder de term te kunnen uitspreken."

Het TOT-syndroom werd vernoemd naar de Engelse uitdrukking 'it's on the tip of my tongue', maar de uitdrukking wordt overal ter wereld gebruikt. In het Nederlands is het 'het ligt op het puntje van mijn tong', Cheyenne Indianen noemen het 'navonotootse'a' wat letterlijk 'ik ben het op mijn tong verloren' betekent en in het Koreaans wordt het fenomeen hyeu kkedu-te-mam-dol-da genoemd, wat 'tintelend op mijn tong' betekent.

Volgens wetenschappers wordt het syndroom veroorzaakt door een tijdelijke storing in het deel van de hersenen waar woorden opgeslagen zitten. "Het is echt moeilijk om te zeggen wat de oorzaak is," zegt Gary Small, professor psychiatrie en veroudering bij het UCLA Semel Institute. "Er is nog niet genoeg onderzoek over gedaan, maar we weten wel dat wanneer onze hersenen verouderen, onze neuronen niet meer zo effectief communiceren als ze deden toen we jonger waren. Het geheugen werkt minder efficiënt."

De gegevens lopen sterk uiteen, maar uit oudere studies blijkt dat mensen met een leeftijd van 18 tot 22 ongeveer twee keer per week het TOT-syndroom ervaren. Oudere mensen van 65 tot 75 ervaren er twee keer zoveel. Ouder worden, slaaptekort, angst, alcohol en afleiding zijn allemaal van invloed op de fysieke en cognitieve gezondheid van de hersenen.

Wanneer je iets probeert te onthouden, doen je hersenen een beroep op je geheugennetwerk. De hippocampus en andere delen van je hersenen werken samen om toegang te krijgen tot gecodeerde herinneringen.

"Het langetermijngeheugen is meer solide dan het kortetermijngeheugen. Het is gemakkelijker om te onthouden wanneer je afstudeerde van de middelbare school dan wat je twee dagen geleden at tijdens het avondmaal. De keerzijde van de medaille is dat als je een bepaalde herinnering niet vaak ophaalt, ze moeilijk te onthouden wordt. Je weet dat ze ergens zit, maar je hebt de informatie een tijd niet gebruikt. Ze wordt een beetje stoffig," zei Small.

De hersenen maken ruimte voor belangrijke informatie om de efficiëntie te behouden. De zinsnede "use it or lose it" is dus letterlijk van toepassing. Small gaf het voorbeeld van telefoonnummers. "We hoeven ze niet langer te onthouden, omdat we ze opslaan in onze smartphones. Volgens een nieuwe studie heeft ons geheugen een 'in het geval dat'-dossier waar triviale informatie wordt opgeslagen. Dat kan verder verklaren waarom we woorden vergeten die we niet vaak gebruiken."

Ondanks het feit dat het TOT-syndroom veel voorkomt, zijn er geen praktische strategieën om het te overwinnen. Volgens Small zijn er vier grote geheugenklachten: namen en gezichten, waar je dingen hebt gelegd, prospectief geheugen en het TOT-sydroom.

Small heeft geen succesvolle strategieën gevonden en dus verzon hij zijn eigen oplossing, de Look, Snap and Connect-techniek, voor zijn nieuwste boek. "De volgende keer dat je een TOT-ervaring hebt, schrijf je alles op wat je associeert met de term die je zoekt. Als je bijvoorbeeld niet meer op de titel van een film kunt komen, schrijf dan zaken op als de acteur, een herkenbaar relikwie of een belangrijke gebeurtenis. Uiteindelijk zal één van de termen je weer de titel doen herinneren."