Voorgeproefd - Het gelukkigste meisje ter wereld

door
Rufus
Leestijd 4 min.

Ontdek een voorpublicatie van 'Het gelukkigste meisje ter wereld'

Het heeft me zes jaar gekost om te komen waar ik nu ben: ik heb een verloofde met een baan op Wall Street, ik mag ‘je' en ‘jij' zeggen tegen de gastvrouw bij Locanda Verde, en ik heb de laatste Chloé om mijn arm – helaas geen Céline, maar ik loop ook niet te pronken met een wanstaltige Louis Vuitton alsof we het over het achtste wereldwonder hebben. In die zes jaar heb ik mezelf perfect weten neer te zetten. Maar het voorbereiden van een huwelijk, dat is een nog veel zwaardere leerschool. Je verlooft je in november en je geeft jezelf een maand om het terrein te verkennen, waarna je tot de conclusie komt dat de rustieke ambiance van Blue Hill at Stone Barns, waar je de bruiloft had willen houden, inmiddels totaal passé is, dat het nu een verbouwde bank moet zijn, die alleen voor het gebruik van de locatie al twintigduizend dollar rekent. Je neemt twee maanden om de bruidsbladen en -blogs te bestuderen, om je homocollega's bij The Women's Magazine te raadplegen, en om te ontdekken dat strapless trouwjurken als stuitend semi-intellectueel worden gezien. Na drie maanden heb je nog steeds geen fotograaf gevonden zonder één bruid met een duckface in zijn map – dat is moeilijker dan je zou denken – en voor je bruidsmeisjes ben je nog steeds op zoek naar jurken die er niet uitzien als jurken voor bruidsmeisjes. Daarnaast moet je nog een bloemist zien te regelen die kan zorgen voor anemonen, ook al trouw je daarvoor in het verkeerde seizoen. Want pioenrozen kunnen écht niet als je ook maar een béétje klasse wilt uitstralen. Eén verkeerde keuze en iedereen kijkt dwars door je smaakvolle spraytan heen en herkent de ordi guidette die niet weet hoe het hoort. Toen ik achtentwintig was dacht ik dat ik me niet meer hoefde te bewijzen, dat ik eindelijk achterover kon leunen. Maar met het klimmen der jaren wordt de strijd alleen maar bloediger.

‘En je hebt me nog steeds je lijst met adressen niet gegeven, voor de kalligraaf', mopperde ik, ook al vond ik het stiekem een opluchting dat ik langer de tijd had om de nerveuze drukwerkleverancier met mijn vragen het leven zuur te maken.

‘Ik ben ermee bezig.' Luke slaakte een zucht.

‘We willen de kaarten ruim van tevoren op de bus hebben. Maar als ik die adressen deze week niet van je krijg, gaat dat niet lukken. Ik vraag er al een maand om.'

‘Ik heb het druk gehad.'

‘En ik niet?'

Kibbelen is zoiets akeligs. Veel akeliger dan een flinke ruzie waarbij met servies wordt gesmeten. Want die eindigt met seks op de keukenvloer, zodat het gevlochten Louvremotief van de scherven in je rug staat. Maar er is geen man die je de kleren van het lijf scheurt als je hem pissig op remsporen wijst, en dat hij is vergeten de wc door te trekken.

Ik balde mijn vuisten en spreidde toen mijn vingers weer, alsof ik de woede kon laten verdwijnen als het web van Spider-Man. Zeg het nou gewoon. ‘Het spijt me', zei ik, vergezeld van mijn allerzieligste zucht. ‘Maar ik ben zó moe.'

Een onzichtbare hand streek over Lukes gezicht en veegde de frustratie, de ergernis om mijn gedrag weg. ‘Waarom ga je niet naar de dokter? Je zou Ambien moeten slikken, of zoiets.'

Ik knikte en deed alsof ik de suggestie in overweging nam, maar slaappillen zijn in mijn ogen een tastbare vorm van kwetsbaarheid. Wat ik nodig had, wat ik miste, dat waren de eerste twee jaar van mijn relatie. Die wilde ik terug. Dat kortstondige respijt waarin de nacht van me weggleed terwijl ik in Lukes armen lag, zonder dat ik me geroepen voelde de nacht achterna te jagen. De zeldzame keren dat ik wakker schrok, zag ik hoe Lukes mondhoeken zelfs in zijn slaap naar boven wezen. Zijn opgewektheid had een afwerende werking, net als de insectenspray die we in het tweede huis van zijn ouders op Nantucket gebruikten, en hield de angst op een afstand; het verontrustende gevoel dat op de achtergrond altijd aanwezig was, de dreiging

dat er iets ergs zou gebeuren. Maar op enig moment kwam de slapeloosheid terug, of eigenlijk weet ik precies wanneer dat gebeurde. Zo'n acht maanden geleden, rond het moment dat we ons verloofden. Toen begon ik Luke weg te duwen wanneer hij me op zaterdagmorgen wakker maakte om te rennen, de Brooklyn Bridge over, iets wat we drie jaar lang bijna elke zaterdag hadden gedaan. Luke is geen zielig jong hondje, verblind door verliefdheid. Hij herkent de sleet in onze relatie, maar tot mijn verbazing is zijn inzet, zijn toewijding daardoor alleen maar groter geworden. Alsof hij het als een uitdaging beschouwt de neergaande ontwikkeling te keren.

 

Jessica Knoll, Het gelukkigste meisje ter wereld