Geestelijke vader van Asterix: «We willen de lezer vermaken»

In de aanloop naar het 36ste album van Asterix, dat op 22 oktober verschijnt, bieden we een inkijk in het wondere universum van de gallische stripheld. Voor deze zesde episode trok Metro naar Parijs, waar het een gesprek had met Albert Uderzo. Hij is de geestelijke vader van Asterix en een monument van het stripverhaal. Na meer dan veertig jaar solo te hebben gewerkt, heeft Uderzo definitief zijn Asterix aan andere auteurs overgelaten. Nu hij zijn pen heeft neergelegd, praat hij over het blijvende succes van de Gallische held die hij samen met de betreurde René Goscinny creëerde.
door
Matthias
Leestijd 2 min.

Hij lacht zoals altijd een beetje ondeugend. Albert Uderzo, 88 jaar oud, is trots dat hij vandaag zijn ‘kindje' in goede handen heeft achtergelaten. Donderdag wordt ‘De Papyrus van Cesar' in de boekhandel verwacht, het tweede album waarop de oorspronkelijke ontwerper van de serie niet meer dan een goedkeurende blik heeft geworpen. Hij is onder de indruk van de grote verwachtingen die een nieuw Asterix album telkens schept, weliswaar goed georchestreerd door een stevig marketingplan, waarbij geheimhouding en exclusiviteit legio zijn. «Goscinny en ik waren clowns, komieken», vertrouwt hij ons toe bij het buitengaan na de persconferentie waarop de cover van het 36ste album werd onthuld. «Ons grootste plezier was en is de lezer vermaken. We wisten helemaal niet waar dat naartoe zou leiden. Als we het wel allemaal zouden hebben geweten, zouden we heel bang zijn geweest.» Hij kijkt terug naar het geïmproviseerde begin van een serie waarvan iedere nieuwe titel nu zo'n twee miljoen Franstalige exemplaren verkoopt. Want als Asterix bij zijn geboorte in 1959 een «bepaald idee van de Franse folklore» wilde belichamen, maakt de held met de gevleugelde helm er vandaag onderdeel van uit. «Maar aanvankelijk was er geen sprake van. We wilden laten zien dat de Amerikanen niet de eersten waren om dieren te exploiteren. Aesopus en La Fontaine, waren er bijvoorbeeld ook al. Dus wilden we ‘Van den Vos Reynaerde' onder handen nemen (middeleeuws verhaal essentieel voor de geschiedenis van de Franse literatuur, red.). Er was niets Franser dan dat.» Je kent het vervolg uit het eerste artikel van deze serie over Asterix: de aanpassing was al gemaakt en een speelse discussie tussen de twee auteurs gaf aanleiding tot de serie. «Het was drie maanden voor de publicatie van het eerste nummer van de krant Pilote waarvoor we werkten. De oprichter van de krant klaagde dat er te veel Amerikaanse series in de kranten stonden, vandaar dat hij zelf koos voor Franse series.»

Succes

Het was meteen een succes. De mix van geschiedenis, humor en avontuur sprak een breed lezerspubliek aan. Jongeren amuseerden zich met de avonturen van Asterix en Obelix, de volwassenen herkenden een slimme karikatuur van de Franse samenleving. Maar het is moeilijk voor Uderzo om uit te leggen hoe het humoristische anachronisme in hun albums terechtkwam. «De Gaulle werd een jaar voor ons president van de Republiek. De Duitse bezetting en de oorlog hadden ons tijdens onze kindertijd erg geraakt. We wilden dit vertalen naar de Gallische periode, zonder te weten dat 70 jaar later, men ons daarover vragen zou stellen.»

Respect van de lezer

Het verhaal had kunnen stoppen na het tiende album. «Goscinny zei me toen: ‘Albert, ik denk dat we alles hebben gezegd'.» Later zou blijken dat dat niet het geval was. Het duo ging verder tot aan de vroegtijdige dood van de scenarioschrijver en auteur van talloze successen ('Le Petit Nicolas', ‘Lucky Luke', ‘Iznogoud', enz.) in 1977. Uderzo had tijd nodig om het verlies van zijn vriend een plaats te geven. «Het kostte me twee jaar om over zijn dood te geraken. De media waren me helemaal vergeten. In een opwelling van hoogmoed wilde ik niet alleen verder tekenen, maar ook schrij ven en de albums zelf uitgeven. Ik geraakte in een lyrische bui. Vandaag besef ik dat ik heel erg op mijn bek had kunnen gaan. Maar de lezers zijn mij gevolgd. Ze motiveerden me om verder te doen, wat ik eigenlijk niet 100% wilde na de dood van Goscinny.»

Ruzie

Naast de artistieke opvolging waren er ook delicate interne conflicten over het beheer van wat erfgoed was geworden en een hoop geld genereerde. Albert Uderzo komt niet graag terug op die periodes van ruzie in zijn familie. Vandaag wil hij genieten van wat de overnemers van de serie, Jean-Yves Ferri en Didier Conrad, van zijn personages maakten. Volgens hen geeft Uderzo nog altijd goed maar discreet advies. Het belangrijkste voor de gepensioneerde tekenaar is dat de lezers volgen en zich niet bedrogen voelen. Asterix' fans zijn veeleisend. «De lezer reageert niet rechtstreeks op de serie, maar als het hem niet aan staat, zal hij het laten weten. Dat is altijd het risico van iets dat zo'n succes is, je vraagt je altijd af of het zal stoppen.» Het zijn tirannieke, maar trouwe lezers. «Ja, omdat ze gevonden hebben wat ze wilden zien. De enige kritiek die ik kreeg, was dat het banket op het einde van het album op de boot van Cleopatra plaatsvond. En we slaagden erin de piraten, de zo populaire ‘tweederangspersonages' een plaats te geven, zelfs als er geen zee was. Het kwam erop neer om een aantal bekende dingen te laten zien op een iets andere manier. De lezers zouden het niet hebben aanvaard als we het anders deden.»

Pensioen

De fakkel doorgeven was niet makkelijk. Ik heb de knop moeten omdraaien. «Ik ben niet egoïstisch geweest, ik ben vijf jaar geleden gestopt toen ik 83 was, een mooie leeftijd om op pensioen te gaan. Ik zei tegen mezelf dat ik het moest proberen», vertelt Uderzo, die sinds enkele jaren geen pen meer heeft vastgehouden. «Neen, het is gedaan. Ik weet zelfs niet of ik nog kan tekenen zoals tevoren», klinkt het melancholisch, ware het niet dat hij tegelijk een grote grijns op zijn gezicht tovert, het handelsmerk van een man die generaties heeft doen lachen.

Vanuit Parijs,

Nicolas Naizy